De briefwisseling tussen Lodewijk van Deyssel en Arnold Ising jr., 1883-1904
(1968)–Lodewijk van Deyssel, Arnold Paul Constant Ising jr.– Auteursrechtelijk beschermd90Koninklijke Vereeniging: ‘Het Nederlandsch Tooneel’, Amsterdam.
Amsterdam, 26 Februari 1890
Amice, Donderdag nacht lag ik in bed in de Marnixstraat bij het Leidsche Plein - de gordijnen open en door mijn slaap heen zag ik licht in kleuren en rook ik iets. Ineens werd ik geheel wakker met een gevoel van brand. Ik sprong eruit en dacht dat huizen in aanbouw - over mij - brandden. Naar het raam - de lucht rood en de vlammen uit den Schouwburg - het besef er van geincarneerd in mijn vleesch. Ik vloekte zacht met een lust om weer in bed te gaan. De juffrouw achter mij riep ‘Meneer, u moet niet schrikken, de Schouwburg staat in brand.’ ‘Dat weet ik’, zei ik. Toen kleedde ik mij aan, zittend - in één stuk, met mijn oogen neer - in een dof gevoel. Ik ging de deur uit - haastig - met mijn rug naar den Schouwburg, de Leidsche Gracht op. Een changeerder met zijn handen wringend: O God meneer wat een ongeluk! Ik deed mijn armen wijd van elkaar; met een schouderophalen: Ja! De Lange Leidsche Dwarsstraat in, waar Mina woont met een lantaarn voor de | |
[pagina 115]
| |
[pagina 116]
| |
deur. 't Was zes uur. Mina was op. Ik snikte even - zonder tranen en dronk snel twee cognacjes - uit een flesch die op de tafel stond en zei, Mina je moet in een betrekking, want ik zal zelf niets hebben. Ik ging de deur weer uit, de Leidsche Straat in. Vrouwengezichten bij Stumpff voor de ramen. Het Leidscheplein afgezet. D.H. JoostenGa naar voetnoot207 naast mij met ‘daar gaat het’. Met een mast door mij heen zei ik met bewustzijn dingen die ik goed vond om te zeggen, alsof een ander sprak. De Burgemeester kwam met zijn zoontje uit een rijtuig op het terrein. Wij vonden dat er niets van over blijven zou. Toen liepen wij straten door en kwamen bij Hirsch staan. Ik zag mijn kamer geheel in vuur. Om half acht liep ik van Joosten af - naar De Leur in de Ferdinand Bolstraat, die juist door den kruier gebeld was en zijn hemd in zijn onderbroek stak met een groote hand. Zijn vrouw en zijn dochter jammerden. Met De Leur ging ik weer naar den Schouwburg en toen naar het huis van Stumpff, die er niet in was en spraken even in een groote kamer met menschen, die in groepjes stonden. Toen kwamen wij op het terrein, waar veel artisten waren komen aanzetten. Het was dag geworden, zonder dat ik er iets van gemerkt had. Enfin, ik heb geen tijd meer. De zaak wordt voortgezet voor rekening van den Raad van Beh. Wij spelen in den zomerschouwburg van Lier.Ga naar voetnoot208 Al mijn pruiken zijn weg, kleeren, wapens, enz. en mijn werk van twee jaar. Ik was geassureerd buiten mijn huis voor ƒ300. De bibliotheek met duizend tooneelstukken, waar ik het beheer over had - is weg. Wij spelen een stuk zonder souffleur omdat er geen boeken zijn. Hoe alles weer opgebouwd moet worden, door ons mieren, weet ik niet! Dag Karel!
Je vriend A. Ising Jr. |
|