De briefwisseling tussen Lodewijk van Deyssel en Arnold Ising jr., 1883-1904
(1968)–Lodewijk van Deyssel, Arnold Paul Constant Ising jr.– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 97]
| |
68Amsterdam - Stadsschouwburg 18 Maart 89
Beste Vriend, De dood van je lieven vader treft mij zeer. Ik hield van hem, hetgeen hij nooit geweten heeft omdat hij mij te weinig kende. Ik hield van hem, omdat hij goed voor U was - Cato is een allerliefste vrouw, zei hij tegen mij op een Zondag middag in September, met warm gevoel in zijn stem. Ik hield van hem, door U heen, omdat je mij zulke aardige dingen van hem verteld hebt. ‘Twee dikke vrouwen, die daar boos weggaan’, zei hij glimlachend toen zijn dochterGa naar voetnoot183 van tafel wegliep. Ik hield van hem, want hij schreide bij een aandoenlijke scène, en hij zat niet in de schouwburgen om Directies en artiesten uittemaken, maar om te genieten. Zelfs het middelmatige schonk hij zijn aandacht, en altoos wist hij iets te prijzen. Ik deed mijn best als Prof. Alb. Thijm er ‘in’ was, want ik dacht, dat hij hetgeen ik deed en was, niet leelijk vond. Ik had een heerlijk, prettig gevoel toen ik naar hem toe mocht gaan om Morin een feest te bereiden. Hij was een vriendelijk, levenslustig man die men overal en bij elke gelegenheid zag en die velen zeer zullen missen. Ik voel nu heviger dan anders, dat ik mijn vader ook zal moeten missen, en dan hoop ik dat ik mij uit mij zelf zal kunnen halen en het zal kunnen aanzien, alsof ik een ander was, want ik vrees, dat ik het niet aan zou kunnen, wanneer ik 't heelemaal voelde. Ik had jou gisteren graag naar Eindhoven gebracht. Het is, zoo alleen, een zware tocht geweest. Ik heb er aldoor aan gedacht en er van nacht naar van geslapen. Toen VosmaerGa naar voetnoot184 en HofdijkGa naar voetnoot185 stierven, had ik het ook - maar nu nog erger, dat er een stuk van mijn vader mee weggaat. Van zoo jong af, heb ik altijd van hen gehoord. Zij waren zijn tijdgenooten en vrienden - en ik zal zoo goed voor hem wezen, als ik maar kan. Toen ik gisteren middag zenuwachtig zat te wachten, of je niet terug zoudt komen, dacht ik telkens, met een kneep van binnen: ‘als hij maar niet weg blijft omdat zijn vader sterft’ - en het was zoo. Ik vind het heerlijk voor je, dat je je vrouw en je kind hebt. Dat is het nieuwe leven, waar je bij t'huis hoort, nu je jeugd is heengegaan. Als het gebeurd was voor je trouwen, zou het nog erger geweest zijn. | |
[pagina 98]
| |
Josephus Albertus Alberdingk Thijm, opgebaard na zijn overlijden
| |
[pagina 99]
| |
Het is lam dat ik je niet heb kunnen zien. Was ik gisteren maar tien minuten vroeger t'huis gekomen, maar Goes zei me, dat je over veertien dagen terug komt. Toe, vergeet mij dan niet. Dag Karel!
Je vriend Arnold Ising Jr.
Als je er lust in mocht hebben, schrijf je mij dan eens even, hoe 't met je is? |
|