De briefwisseling tussen Lodewijk van Deyssel en Arnold Ising jr., 1883-1904

22

Amsterdam 19 Juni 86

Waarde Vriend

Mag ik mij van middag na driëen een kwartiertjen ter Uwer beschikking komen stellen? Ik ga Dinsdag met mijn vader, die aan inertie van ingewanden en gedruktheid van het zenuwgestel lijdt naar Marienbad in Bohemen. Tot mijn smart zal ik je dus de (doorgehaald: eerste, en vervangen door: pardon!) zes eerstvolgende weken niet kunnen zien.⁵⁵ Van daar mijn wel wat onbescheiden verzoek.

Maar derangeer je niet! Als het je niet schikt, zeg 't dan tegen Katootje, dan zal ik zien of ik Maandag middag nog even kan verschijnen. Ik moet alle avonden spelen en ga morgen voor het eten naar Den Haag.

Geloof mij tt

Arnold Ising Jr.

55 Deze mededeling schikte Thijm uitmuntend nu hij zich op 11 juni had voorgehouden: ‘Mijn verhouding tot Ising en Croiset moet wêer worden wat zij gedurende de veertig matigheidsdagen was. Ik moet niet elken avond met die menschen zitten koffie-drinken. Nu zij met Pinkster naar buiten gaan, is dat een goede gelegenheid, om die gewoonte, die wêer ingang zoû vinden, bij het begin af te breken.’