Krabbeltjes van Oom Chap
(1930)–Ch.M. van Deventer– Auteursrecht onbekend
[pagina 21]
| |
Avontuur op Java.O vrouw, o kindren, kust mij vlug;
Ik dacht, ik zag je nooit terug;
Maar man en vader is er nog, -
Ach, Sientje, kipas mij dan toch.
En Lientje, geef mij een sigaar,
Want vader was in groot gevaar,
Want toen ik langs de sawah liep,
Daar lag een slang, alsof zij sliep.
En Tientje, breng een luien stoel,
Want ik heb weer zoo'n bang gevoel;
Die slang, die greep zich in de staart,
En kijk, een kring stond recht op de aard.
En Mientje, veeg mijn hoofd eens af;
Ik zie het weer en sta nog paf;
Die kring rolde als een hoepel voort,
Zoo gauw wel als een man, die spoort.
En Stientje, ga dan toch om ijs,
Of nóg raakt vader van de wijs.
Die hoepel hoepelde op mij aan -
Toen ben ik er van door gegaan.
En Gientje, haal de whiskey-flesch,
Want vader was benauwd voor zes;
Ik vloog meer dan ik liep voorwaar,
Mijn hoed, die dobberde op mijn haar.
| |
[pagina 22]
| |
En Fientje, maak hem maar wat kras,
Want vader niets senung toen was;
Ik schoot het erf op, en de slang,
Goddank, voor krikil was zij bang.
'k Kwam net nog levend aangehold,
De slang is weer naar huis gerold;
'k Zit veilig weer bij vrouw en bloed -
Wat smaakt die whiskey-soda goed!
|
|