Krabbeltjes van Oom Chap(1930)–Ch.M. van Deventer– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 16] [p. 16] Slangengevecht. Kijk die slangen daar eens vechten. Waarlijk, dat is niet gering; Hoe zij zich te zamen vlechten, Wat geworstel en gewring! De een spert wijd de kaken open, En grijpt de ander bij den kop, En verscheurt de duizend knoopen En zij slokt geheel haar op. Dat moet niet heel prettig wezen, Om zoo door een andre slang, Heelemaal opgeslokt te wezen, Ook al ben je niet heel bang. Maar wat zie ik door de ruiten? Kijk, daar kruipt het malle beest Lachend uit den staart naar buiten: 't Was maar voor de grap geweest. Vorige Volgende