Krabbeltjes van Oom Chap(1930)–Ch.M. van Deventer– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 13] [p. 13] Eendje. Onlangs stond aan 't gladde water Een matroosje, flink en rap; En een eend zwom met gesnater Roeiend rond, - was dat niet knap? Pikkebroek kon niet verdragen, Dat die eend zoo lustig zwom; Smeet het, om het wat te plagen, Naar den kop, - was dat niet dom? Dapper eendje wou zich weeren, Snaatrend sprong het aan den wal, Vloog 't matroosje in de kleeren En den hoed, - was dat niet mal? En het wou maar niet bedaren; Pikkebroek ging op den hol; Eendje beet hem in de haren En de neus, - was dat niet dol? Vorige Volgende