Lusthof des gemoets
(1732)–Alle Dercks– Auteursrechtvrij
[pagina 255]
| |
Op de wijse: O Saligh Bethlehem. Of: Wilt gy wesen een oorlogs man.WY die hier by malkander zijn,
Broeders Susters, die met begeeren
Hebben ontfangen 't broodt en wijn,
Tot een gedachtenis ons Heeren.
2. Sijn lijden, sterven is hier by
Verkondigt, ons tot lering' mede,
Op dat wy sijn voet-stappen vry,
In lijden, en ootmoedt na-treden.
3. Maer 't is hier mede niet genoegh
't Verkonden, en te zijn gedagtigh:
't Moet zijn bewesen, laet en vroegh
Door liefde, en Vrede eendragtigh.
4. Dus zijn wy schuldigh (voor dees Feest)
Danckbaer te zijn uyt 's herten gronde,
Den Vader, Soon en Heyl'ge geest
Sy Lof en Prijs tot deser stonde.
5. Davidt heeft oock van herten bly
Den Heer gelooft door sangen mede.
Hanna die was vrolijck doen se
Den Heere haren Lof-sang deede.
6. Drie mannen in den Oven hiet
Loofden oock Godt aldaer beneven.
Van Debora, en Barack siet,
Zy songen tot Godts Lof verheven.
7. Danck zy den Vader die ons schoon
Gebragt heeft tot zijn Rijck verheven:
Door 't Bloet van sijn beminden Soon
Verlost, en ons' sonden vergeven.
8. Godts Eer werdt dan te recht verbreydt
Als wy veel vruchten dragen schone:
't Geloof, liefd', en barmhertigheyt
Met hert, en mondt, Ia werck betonen.
9. O! Heer verhoort onsen lof-sangh,
| |
[pagina 256]
| |
Wilt ons met uwen geest bedouwen,
Op dat wy al ons leven langh
Uwe geboden onderhouwen.
10. Lof, Godt ons Prince tot besluyt,
Al waren al ons Hayren tongen,
Noch kan u Lof genoegh niet uyt
Gesproken werden, noch gesongen.
|
|