Lusthof des gemoets
(1732)–Alle Dercks– AuteursrechtvrijOp de wijse: Het Pasche-Feest in Israel.DEn lof en prijs gantsch over al,
Met herten vry ick roemen sal,
Mijns Heeren en Gods van hier boven
In sijn gemeynte seer bequaem.
Daer de vrome komen te saem,
Sal ick den Heer dancken en loven.
2. Godts werken zijn groot ende goet,
Wie die waer neemt met herten vroet,
Die heeft daer in een groot behagen:
Wat hy maeckt, is heerlijck en soet,
Dies zijn gerechtheyt sal en moet
Vast blijven ten eeuwigen dagen.
3. Godt heeft door zijn daden niet slegt
Een gedachtenis opgeregt
Sijner goedigheyt seer genadigh.
Hy spijst die hem vresen eerbaer,
En sijn verbont dat blijft hier naer
Eeuwiglijck vast ende gestadig.
Pause.
4. Den sijnen maekt hy bekent hier
Sijn daden, en geeft goedertier
Tot erfgoet der Heydenen landen;
De waerheyt en gerechtigheyt,
| |
[pagina 36]
| |
Welcke blijven in eeuwigheyt,
Zijn t' saem de wercken sijner handen.
5. Sijn geboden louter en klaer,
Zijn oprecht, oock is sijn woort waer,
Die vast staen sullen end' beklyven,
Hy heeft sijn volck verlost met kracht,
En een Verbont te weeg gebracht,
't Welck bestendig en vast sal blijven.
6. Heylig en heerlijck is sijn naem,
Oock sal Godes vreese bequaem,
't Begin der rechter wijsheyt wesen
Hy is wel kloeck ende wek vroet,
Die Godt vreest en sijnen wil doet,
Die wert in eeuwigheyt gepresen.
|
|