Agter-hofje, in zich bevattende uytgesogte Stigtelyke en Zielroerende Gesangen
(1732)–Alle Dercks– AuteursrechtvrijOp de wijse: Psalm 116.
O Heilig God, nu kom ik in ootmoed,
Ontroerd van geest, eerbiedig voor u knielen.
Och, Iesus Heer, behoeder onser zielen,
Ey ziet, hoe ik hier leef in tegenspoed.
2. 't Is my een kruis, een last, zeer overgroot,
Met 't zondig vlees als balling hier te zwerven:
Hoe lang zal ik, u Bruidegom, noch derven,
En leeven hier als in een staa'ge dood?
3. Met bange vrees draag ik een grote schat,
Zeer prijkeleus, in zwakke aarden vaten:
Ik kan, och Heer! het struik'len schier niet laten,
Mijn zondig vlees maakt den geest moed' en mat.
4. De oude Slang (een duisend konstenaar)
Die zoekt met list mijn schat heel weg te neemen,
| |
[pagina 90]
| |
En zoud' zeer graag my van u heel vervreemden,
Neemt steeds hier toe gelegentheden waar.
5. Als ik gedenk hoe hy in Edens hof
Daar Adam heeft (een heilig man) bedrogen:
En Iudas mee in Christus school, bewogen
Dat hy hem diend, en ging zijn Heiland of.
6. Dan schrikt mijn ziel, en vreest dan in deez' tijd
Dien losen Geest my hier mocht licht bedriegen,
Om zorgeloos in zondens slaap te wiegen,
En maken my mijn grootste rijkdom quyt.
Pause.
7. Ik leef in vrees, en 't kost my menig traan,
Dat ik dus traag ben tot uw dienst genegen;
En vrees, dit mocht rechtvaardig u bewegen,
Uw gunstig oog van my ook af te slaan.
8. Als ik gedenk, dan zucht ik in weemoed,
Dat hy noch dreigt den laauwen uit te spouwen;
| |
[pagina 91]
| |
En daar noch by, (eilaas! ik mag wel grouwen)
Vervloekt is hy die uw wil traaglijk doet.
9. Ach! graag, en laauw ben ik veeltijds , o Heer!
Dit maakt my bang, och wilt my niet verstoten,
O goede God! en van uw Geest ontbloten,
Maar 't Heilig vuur in haast ontfonken weer.
10. Die dan mijn ziel met yver heel ontsteekt,
En voort vertroost met uw barmhertigheden,
En stage zorg mijns Heilands trouw gebeden,
Die door zijn dood my vrijd, en steeds vry spreekt.
|
|