Agter-hofje, in zich bevattende uytgesogte Stigtelyke en Zielroerende Gesangen
(1732)–Alle Dercks– Auteursrechtvrij
[pagina 74]
| |
Op de wijse: Psalm 66. Of met halve Versen, de tien Geboden.
O Bron van zaligheid, en leeven,
Die uit u zelfs het al besit:
Dies zy u alle eer gegeeven,
Alwaardig dat men u aanbid.
Die hoogheid kan geen schepsel raken,
Dat 's God zijn, als voor u alleen.
Wie kan uw Godlijk licht genaken,
't En zy het afstraal na beneen?
2. Het lust u tot ons neer te dalen
Als van uw' Throon, en Majesteit,
En met u liefde te bestralen.
O wonder van gemeensaamheid!
Uw goedheid, Heer, gaat 't lieve leeven
Te boven: want die grond-genot
Heeft ons oneindig meer gegeeven:
| |
[pagina 75]
| |
Want hier door zijt gy onse God.
3. Gy hebt u als voor ons ontsloten,
En van uw onuitputb're schat,
Uit gunst gemaakt uw deelgenoten,
Die gy alleen, Heer, eerst besat.
Uw goedheid is niet na te denken,
Wat gy den mensch, uit stof gemaakt,
So hoog wilt met uw gunst beschenken,
Dat hy tot uw gemeenschap raakt.
4. Uw goedheid moet het al verquikken;
Uw liefd is alomm' lieffelijk;
't Moet al u, Heer, verheerelikken:
Want gy zijt also goed, als rijk.
Uw liefd gaat ons verstand te boven.
Druk, Heer, die diep in mijn gemoed;
Op dat ik u behoorlijk loven
En lieven mag, o hoogste goed!
|
|