Agter-hofje, in zich bevattende uytgesogte Stigtelyke en Zielroerende Gesangen
(1732)–Alle Dercks– AuteursrechtvrijOp de wijse: Psalm 38.
'K Voel mijn ziel, van klein vermogen,
Heer bewoogen
Om tot God mijn Heer te gaan.
Want ze denkt aan uw weldaden,
En genaden
Tot ons nut en best gedaan.
2. Mocht ik Heer u eens ontmoeten,
En begroeten
Met mijn lippen, hart en mond,
Zo was ziel, en geest van binnen
Door uw minnen
Heer vol vreugde, en gezond.
| |
[pagina 43]
| |
3. Gy wilt, Heer van alle Heeren,
My toekeeren
Uw zeer lieffelijk aanschijn,
Als maar slechts de snode zonden,
Vuile wonden
Uit mijn geest, ziel, lichaam zijn.
4. Dan wild gy ook in my woonen
En betoonen
Dat gy geen persoon aanziet,
Die maar uwe Godheid vreezen,
Wilt gy weezen
Een trouw hulper in verdriet.
Pause.
5. Allen die zich draagd rechtvaardig
Acht gy waardig
Dat hy uwe gunst geniet.
Dies by veele arme menschen,
| |
[pagina 44]
| |
Boven wenschen,
Ziel, en lijf verquikken liet
6. Door uw Zoon aan alle kanten,
En gezanten,
Die maar slechts geloven kost,
Hebt gy Heer aan d' eene zijden
Van veel lijden,
En zeer zwaren pijn verlost.
7. Och wat ziel is niet ontstoken,
En gebroken,
Als hy eens te recht bedenkt,
Dat dit alle zijn weldaden,
En genaden
Die gy ons, o Heere! schenkt.
8. Ach! wat zal ik U, o Heere!
Weer vereeren,
Dat u eenig oordeel geeft?
| |
[pagina 45]
| |
U moet elk gestadig prijsen,
Hoog doen rijsen
Uwen lof die eeuwig leeft.
|
|