Ik sloop terug de groote kudde binnen
Als een verloren zoon, die om zijn misstap huilt.
Alleen voor u bleef ik waarachtig dichter,
O vrouw, die met uw glimlach al mijn verzen wijdt.
Aan uwe zij wordt het verlies ook lichter
Van dank en roem, die als een roes verglijdt.
‘Remi,’ jubelde Martha, ‘hebt gij dit gedicht gemaakt?’
‘Ja,’ knikte Zwartekens langzaam.
‘Dit is het mooiste gedicht, dat ik ooit hoorde,’ fluisterde Martha bewogen.
Zij bleven een tijdje zitten zonder spreken. ‘Remi...’ herbegon Martha, maar ze aarzelde. ‘Wel?’ vroeg Zwartekens.
‘Zoudt ge... dit gedicht... niet sturen naar een tijdschrift? Misschien...’
Maar Remi Zwartekens schudde glimlachend en wijs het hoofd.
‘Mijn gedichten schrijf ik voor U, Martha,