Het nieuw Maas Sluysche hoekertje
(1755)–C.L. Denik– AuteursrechtvrijStemme: Edel Artisten koen.Hoogmoed komt voor den val,
Zo korts mijn Oogen zagen,
Hoord toe hier van ik zal,
U iets in ’t kort verhalen,
Hoe een Ionkman verheven,
Een Ionge Dogter ziet,
Uyt Liefd’ zijn Trouw wou geven,
Maar zy en wilde niet.
2 Hier op zy agte sloeg,
(Hy was wel goed van leven)
Maar had geen Goeds genoeg,
Daar heeft zy ’t op gedreven:
Zy zag niet op de eere,
Maar op het Geld en Goed,
Waarom ’t mooy Meysje teere,
Op ’t lest nog treuren moet.
3 Want weynig tijd na dien,
Heeft men t’haarder on-eere,
By dit Diertjen gezien,
Een Iongeling verkeeren:
Die vry wat losjes leefde,
Maar om zijn Geld en Goed,
Zy hem in Liefd’ aankleefde,
Dat hy haar Man zijn moet.
4 Zy hiel van ’t Volkje niet,
Die stil en zedig woonen,
Of een die stemmig ziet,
| |
[pagina 44]
| |
Maar die hem weet te toonen:
Door hoogmoed te gaan strijken,
In hovaardy en pragt,
Voor wie elk een moet wijken,
Die hier is kleyn geagt.
5 Doe zy nu was getrouwt,
Met hem die scheen een Ionker:
Denkt of ’t haar niet wel en rouwt,
Want het was een Dronker,
Die dobbelden en speelde,
Nagten en Dagen lang,
Denkt eens hoe ’t Meysje kweelde,
Den Deun het treuren-zang.
6 En die niet slegts zijn Geld,
En Schyve ging verteeren,
Maar ’t werk te bont aan steld,
Dat hy al zijne Kleeren,
Moest van zijn Lighaam trekken,
Ia had ’t zo aangeleyd,
Dat hy nauw kan bedekken,
Zijn naakte Schamelheyd.
7 Dit deed zijn Vrouwtjen zeer,
Maar ’t mogt haar weynig baten,
Doe was ‘t, wel had ik Eer!
En had ik ’t Goed gelaten:
Och mogt ik weer Ontrouwen!
‘k En deed alzo niet meer,
Maagden wild dit onthouwen,
Kiest voor het Goed de Eer.
8 Nimphjens die nu zijt vry,
Wild gy zijn uyt bezwaaren,
Och spiegeld u aan my,
Laat ’t Goed voor de Eere vaaren,
Trouwt een Ionkman eerbaare,
Weet dat in dit geval,
Zo zal ik u verklaare,
Hoogmoed komt voor den val.
’t Hangt aan Gods Zegen. |
|