Jongens en wetenschap. Deel 1
(1946)–P. van Denenberg– Auteursrecht onbekend
[pagina 186]
| ||||||||||||||
[pagina 187]
| ||||||||||||||
Gegevens over de tijd van zonsopgang en -ondergang vind je in elke kalender; maar die gelden alleen voor onze aardrijkskundige breedteligging. Maar hoe lang staat de zon op andere plaatsen van de aardbol boven de horizon? Het antwoord op deze vraag is heel interessant en in menig opzicht ook gewichtig, want van de duur van de bestraling hangt eigenlijk het klimaat af en bovendien ook het hele economische leven. Aan de hand van de twee tabellen is het mogelijk om bij benadering de tijd te bepalen van de duur der bestraling voor elke maand van het jaar en voor alle plaatsen op aarde. Eerst lees je op de bijgevoegde wereldkaart de aardrijkskundige breedte af van de plaats in kwestie en dan leg je een blad papier op de tegenoverstaande tabel, zó, dat de rand van het papier juist op de betreffende aardrijkskundige breedte komt te liggen. Nu tel je van de linkerrand van de tabel het aantal ruitjes tot aan de curve die overeenkomt met de gewenste maand. Door het schatten van de overblijvende breukdelen kun je de bestralingsduur aflezen tot op een kwartier na. In deze tabel wordt er geen rekening gehouden met bergen aan de horizon, met de afwijkingen van de gemiddelde zonnestand of met de straalbreking door de atmosfeer; toch leveren de beide laatstgenoemde factoren, van de evenaar af, tot op breedten van 60 graden, ten hoogste fouten van een kwartier.
| ||||||||||||||
[pagina 188]
| ||||||||||||||
Deze kaart geeft de aardrijkskundige breedte aan van de betreffende plaats
|
|