Men heeft zich niet vergist toen men vermoedde dat er zulke stralen zouden bestaan. De voor 30 jaar ontdekte cosmische stralen bezitten werkelijk al die eigenschappen die fantasierijke hersenen aan de dodende stralen toegekend hebben. Deze raadselachtige stralen waaraan alle levende wezens op aarde voortdurend blootgesteld zijn, zullen we nu eens nader onderzoeken.
Jullie herinneren je toch de stratosfeertochten wel die door verschillende geleerden ondernomen werden, het eerst door Professor Piccard? Die tochten beoogden eerst en vooral, het doel, de herkomst, het ontstaan en de eigenschappen van de cosmische stralen na te gaan. Men ontdekte inderdaad weldra dat deze stralen op grote hoogte veel sterker werkten dan dichtbij de aarde, want hun aantal en snelheid wordt door de luchtlaag rondom de aarde sterk verminderd.
Vreemd genoeg zijn deze stralen geen aethergolven zoals de Röntgen- en de gammastralen, maar ze bestaan hoofdzakelijk uit electrisch geladen deeltjes, de electronen, die we al ontmoet hebben bij de bêtastralen van het radium. Deze ondenkbaar kleine deeltjes bewegen zich ongeveer met de snelheid van het licht (300000 kilometer per seconde) en beschikken over een energie die tot 100 000 millioen electronvolt kan bereiken. Hoe ontzettend groot deze overeenkomstige electrische spanning is blijkt hieruit, dat onze electrische lichtleidingen op 220 volt staan en dat de hoogste spanningen die in het laboratorium kunstmatig opgewekt worden 10 millioen volt bedragen. Zelfs de sterkste bliksems hebben geen hogere spanning dan 100 millioen volt. Deze grote energie geeft die kleine deeltjes een doordringingsvermogen, dat alle soorten stralen die we kennen ver overtreft. Hoewel de luchtlaag boven de aarde de snelheid van de wegstromende deeltjes tot het tweehonderdste deel van de waarde buiten de atmosfeer vermindert, is die nog altijd zo sterk dat ze verschillende honderden meters in de aarde dringen. Aan dit voortdurend bombardement zijn natuurlijk ook alle planten, dieren en mensen blootgesteld; het dringt diep in alle levende wezens.
Bij de proefnemingen om de weg van deze cosmische partikeltjes door de stof, met behulp van gevoelige apparaten, te volgen, heeft men iets vreemds ontdekt. Stel je voor, dat er iemand met een geweer door een reusachtige muggezwerm schiet. De waarschijnlijkheid, om op die manier veel muggen te treffen, is zeker niet groot. Ook de stof kun je je in haar kleinste samenstelling als zo'n vliegende muggezwerm voorstellen. Afgezien daarvan, of het gaat om een gas, een vloeistof of een vast lichaam, bestaat de stof altijd uit atomen die onder elkaar geen compacte massa vormen, maar weer uit nog kleinere deeltjes samen-