heeft weinig zin, want morgen is Oaklake beslist geen stil plekje voor tortelduifjes. Ik geloof, dat de professor en dr Albert ook al de benen hebben genomen. Toen ik zo straks langs de grote steiger kwam, zag ik ze tenminste op een watervliegtuig toevaren...’
Helen zuchtte. ‘Gelukkig maar...’
Charley vroeg: ‘Is het tussen jullie nu in kannen en kruiken?’
Helen lachte vaag en zei: ‘Och, we moeten er nog aan wennen...’
‘En wat gaan jullie doen?’
‘Naar Californië, denk ik’, zei Alec, ‘ik heb daar altijd nog wat boeken staan en een ouwe motorfiets’.
‘Ik kon die kant ook wel eens optrekken, over een dag of wat. Ik heb de buit nu toch binnen’.
‘Net op tijd’, zei Alec. ‘Misschien kunnen we daar samen wel iets beginnen, wie weet’.
‘Nou, dat zien we nog wel. Het komt vast wel goed’, zei Helen gemakkelijk.
‘Ik vind jullie maar aardig lauw voor een jong stel’, zei Charley.
‘Ja’, zei Helen. ‘Maar de wereld gaat aan vlijt ten onder. Wist je dat nog niet?’
‘Praat me er niet over’, zei Charley.
En Alec zei: ‘Nee, liever niet. Een rumgroc is beter’. En hij sloot de deuren en trok de gordijnen dicht.
‘Het is een eenvoudige bruiloft’, zei Helen, die met de dampende glazen binnenkwam, ‘maar je moet maar zo rekenen, Charley, we zijn ook maar eenvoudige mensen’. ‘Eindelijk’, zei Charley.
Ofschoon ze haast hadden de volgende dag, reed de Cadillac met Helen en Alec kalm door de wereld. De zon gaf een herfstig licht af over het goede Maine en Helen neuriede vergenoegd mee met de muziek uit de radio. De ontvangst was nu weer ongestoord.
Helen zei: ‘Hindert het je, dat je nu in mìjn Cadillac naar Californië rijdt?’