| |
II
Het droevige gezicht van portier Bats stond op onheil. Hij zei: - Der is net opgebeld door meneer Albarda. Hij kan niet komen, hij heeft zware griep. Ottolander zei, vriendelijk maar onbewogen: - Dank je Bats, en met sterke passen liep hij verder de gang in, net als alle andere morgens. Het ging niemand iets aan dat zijn gedachten in grote verwarring waren.
Hij dacht: en nou ook dít nog! Het kwam hem bijzonder slecht uit dat Albarda verstek liet gaan juist op de dag, waarop hij hem zo nodig had voor de organisatie van de première die avond. Hoe kon hij weten, of Albarda het wel allemaal goed geregeld had? Toen Ottolander zijn kamer binnentrad, rinkelde daar al een telefoon. Het was Wally Schlenter.
- Je bent toch niet echt boos?
- Toch wel. Je moet van mijn privé-leven afblijven.
- Nou goed. Mijn excuses. Ik bedoelde het als grap.
- Er is volstrekt niets grappigs aan.
- Vergeet je de bioscoopkaartjes niet?
- Ik zal er aan denken, zei hij kortaf. Beloofd was beloofd. Waarom was ze bang, dat hij haar na het incident die onnozele kaartjes zou onthouden? Of had ze al begrepen, dat hij nu definitief met haar zou breken? Zijn verhuizing was het eerste dat hij die dag wilde regelen en hij draaide Dijkstra's nummer bij de Volkshuisvesting. Kon hij op korte termijn een vrije flat voor hem verzorgen?
- Niet op korte termijn, zei Dijkstra. - 't Is moeilijk, een man alleen.
| |
| |
- Je hebt toch van die dure flats tegenwoordig, waar bijna niemand in wil?
- Ik zal mijn best doen, zei Dijkstra gedienstig. Hij was niet zo'n negatieve nijdas als men wel zei. Overigens had Ottolander nooit van zijn diensten gebruik gemaakt, behalve één keer voor een schilder, die om onderdak verlegen had gezeten na zijn terugkomst uit het buitenland. Hij belde Albarda op en vroeg hoe de zaken stonden. Albarda antwoordde hees maar zonder haperen, zijn griep was blijkbaar echt. Alles was in orde, zei hij, alleen moesten er nog kaarten worden aangevraagd voor Rusman.
- Maar die zou niet komen!, zei Ottolander.
- Zijn buitenlandse reis is plotseling niet doorgegaan. Ik had het vandaag met Touber willen regelen.
- Dat is een moeilijke zaak, zei Ottolander geprikkeld.
- Ja!, gaf de stem eenvoudig toe. En daarop vroeg Albarda: - Hoe was de bruiloft?, als om hem er aan te herinneren, dat zo'n vrije dag wel een moeilijkheidje waard was.
Ottolander antwoordde droog: - Alles liep naar wens.
- Zo zo, zei de stem. Je kon er elke uitleg aan geven. Hij dacht, nogal positief: die Albarda is een bliksem!, en zonder meer hing hij op, tamelijk onbeleefd. Hij had er geen spijt van, hij was ineens blij dat hij die lange slungel nu niet hier had, er kon van alles gebeuren. Met zijn hoofd in zijn handen zat hij na te denken of hij Jacqueline Wennekes rozen zou sturen, een belangrijker kwestie was er eigenlijk niet. Waren er rozen in oktober? Hij dacht: het moeten rode rozen zijn, er moet duidelijke taal worden gesproken, verdomme. Laten ze het bij haar thuis maar weten! Nou, en ze weten het toch! Anders hebben ze watten in hun hoofd.
Ze was dadelijk naar zijn keuken gelopen, had de telefoon genomen en tegen de huisbediende gezegd: - Zeg tegen papa en mama, dat ik met meneer Ottolander naar Amsterdam ben gegaan om wat te dansen. Ze had zich toen naar Chris omgekeerd en uitgelegd: - Ik kan toch niet zeggen, dat ik hier...
- Dat je wàt?, vroeg hij hard. Er mocht nu niets meer verdoezeld worden.
| |
| |
Ze stond daar rechtop in die smetteloze mannenkeuken, star, niet om zich tegen hem te verheffen, maar om haar beslissing te bekrachtigen. Ze zei: - We moeten niet zoveel praten. Ik heb je gewoon nodig, ik kan er niet meer tegenop. Vanavond geef ik er aan toe. Heel dom. Want het kan nooit iets worden. Hij vroeg: - Wie praat er hier veel?, en hij kneep haar met beide handen zo krachtig in de schouders, dat haar mond moeite had de pijn te verbergen.
- Doe nog es als in de taxi!
Hij had haar meegenomen naar zijn kamer en er geen licht gemaakt. Het was alles goed wat hij deed en ze bleef ver van passief. Hij had geen gevoel van triomf, geen gevoel ook van bevrijding. Hij handelde in een soort nooit gekende, gedreven bedroefdheid, een beschermzuchtige vertedering, overwinnaar en tegelijk verliezer.
- Want het kan nooit iets worden.
Die zin had een vanzelfsprekende nadruk gehad, hij deed alles in de sfeer van die zin, zo goed als zwijgend, bang voor woorden, misschien kon hij zo... Hij zei alleen één keer: - Ik méén dit! Ze vroeg: - Hoe dacht je dat ik dít meen? Schrok hij van de intieme daad die daarop volgde? Mijn God!, dacht hij, wat kan iemand zich vergissen. Zeven jaar... En nu: de zeven wereldzeeën! De tijd sprong uit elkaar in het licht van die openbaring, de toekomst was een seconde daarvoor begonnen. Een nieuwe taal van eeuwen was bezig zich baan te breken in half-uitgesproken kreten om hulp. Alle dieren des velds namen onbekende vormen aan, nooit ervaren geuren zinspeelden op nieuwe dimensies, en tegelijk vulde de kamer zich intens met verleden tijd. Opgezamelde tederheden van jaren tuimelden door elkaar, het uur liep vol met tientallen andere uren, met vluchtige ontmoetingen, handgebaren, oogopslagen. - Kom dan, zei ze.
Hij dacht toen, dat alles overwonnen was, dat het maar praten was geweest. De manier, waarop ze zich verloren aan hem vastklampte, had hem kunnen waarschuwen. Hij kuste haar voorzichtig daarna, maar ze wendde traag haar hoofd af, en toen hij het licht aandeed, zag hij vochtige plekken onder haar
| |
| |
ogen. Hij keek er met onbehaaglijke verwondering naar en ze zei: - Nu weet je, wat voor eentje ik er ben!, en die zin was één harde zelfbeschuldiging.
Hij begreep er niets van en hij antwoordde onzeker: - Ja, je bent geweldig!
Met kleine, maar schampere stem vroeg ze: - Verbaas je je dan nergens over?
Staande voor het bed, verlegen met zijn forse naaktheid, keek hij naar haar lange, schaamteloze lichaam, dat licht gebronsd was, en stevig, helemaal nog als het meisje van weleer. Maar het was wel duidelijk, dat ze dat meisje niet meer was, en dat ze door vele ervaringen moest zijn gegaan, anders had ze nooit met zoveel natuur hun eerste belevenis naar een dergelijke volmaaktheid laten richten. Dat had hem verward, maar het was een vervoerde verwarring geweest. Het was een verrukkelijke ontdekking, dat ze wetend reageerde op elke nuance, dat ze open stond voor elk détail, dat ze - en die gedachte was overheersend - niets had van de oudere en pretentieuze jongejuffrouw, die ze al dikwijls had geschenen. In welke leerschool was haar talent gerijpt?
- Zie je wel? Je kunt niet eens iets bedenken.
- Ik ben sprakeloos, zei hij. - Ik ben overweldigd.
- Maar begrijp je dan niets?
Hij wist niets beters te zeggen dan: - Maar begrijp jíj dan niets? Haar kleine, schampere lachje maakte de stemming onbehaaglijk.
- Of ik jóu begrijp? Ach, Chris Ottolander!
Hij vond het vreemd, dat ze ineens bewonderend naar hem keek. Ze zei:
- Dat is zo gek... In het begin zag ik het niet... Pas veel later. Toen zag ik wat voor een soort man jij bent.
- Wat voor soort?, vroeg hij achterdochtig.
- Iemand die zichzelf in de hand heeft. Je zult er nooit onder door gaan...
Ze huiverde en vroeg snel: - Waar blijven nu die grocs?
- Ja, zei hij, ja... Ga er toch onder. Ik ben zo terug.
Toen hij met de dampende glazen kwam, verraste het hem,
| |
| |
dat ze zich nog niet had aangekleed, maar uitdrukkingloos en haast onpersoonlijk onder de dekens lag.
Ze zei: - Je bent veel te goed voor mij!, en hij dacht, dat het een grapje was, maar het ging niet over de grocs.
Hij zei met een ongelukkig gezicht: - Doe niet zo mal, Jacqueline. Ik ben maar een heel gewone man. Ik weet niet eens hoe ik mijn dankbaarheid moet tonen.
- Een bijna primitieve man, zei ze. - Maar een vent. Een baas! Ik zou je je nek breken, weet je dat?
- Praat toch niet zo'n onzin! Waarom moet je dit bederven? We hebben het zo feestelijk! Denk es aan de toekomst!
- Ach stomme man met oogkleppen!, riep ze. Haastig schoof ze haar groc weg. - Ontroerende stommeling! We hebben geen toekomst! Alles wat je er ooit van zult hebben is nu!, en ze trok het licht uit, en sloeg haar nagels in zijn schouders. Ze riep: - Toe maar, toe maar! Denk maar dat ik bèn die je denkt! Maar ik ben een ander!
- Rood haar ruikt groen, zei hij. - Naar het groen van koper. Niet naar het groen van gras.
Daar was dat schampere lachje weer. - Ja ja, niet naar het groen van gras. Maar jíj ruikt echt. Naar een paard in een kastanjelaan. Kom paard met je kleppen in het donker!
Ze dirigeerde hem alsof ze hem haatte, en hij zei: - Praat toch niet!, en probeerde daarop haar mond dicht te kussen, en dat lukte hem tot de grens, waarop de taal nieuwe woorden vormt en het gevoel nieuwe betekenissen ontdekt. Nu en dan riepen ze elkaar vanuit hun wederzijdse verten toe als verdwaalden in een tropische nacht, zij met dierlijk gekreun, hij als een woedende jager die het wild niet ontdekt. Het was volkomen anders dan hun eerste keer, weerstand vormde een harde tegenmelodie tegen het oude thema van oerwoudzware vertedering. En toen eindelijk de vertedering de weerstand brak, kwam er de stilte en de rust en de wijde angst van het strand in een donkere nacht, een wereld achter een wereld, die zilt was met de smaak van zeewater en even onbegrijpelijk. De vloedlijn schoof langzaam hoger en hoger, schuim schoof knisperend over het zand en verdorde, het water trok zich terug de nacht
| |
| |
in, en de huiveringwekkende kilte van een zeer vroege ochtend viel over de tijd.
De grocs waren al lang koud geworden, en hij ging weer naar de keuken om nieuwe te maken. Toen hij terugkwam, was ze verdwenen. Hij hoorde haar bezig in de douche-cel, en zonder kloppen ging hij binnen, als een bezitter, het moest afgelopen zijn met die onzin. Actief en schuimend stond ze onder de warme stralen, met druipend haar, en ze keek hem aan met een blik, die te kennen moest geven, dat dit het einde was. Maar hij dacht aan de bruid van Thomas, aan haar sfeer van een zeepadvertentie, aan de vele body-odours, die ze wellicht had afgewassen, en hij gooide zijn kamerjas uit, en kwam achter haar.
- Laat mij, zei hij. - Ik wil mezelf wel wegwassen van je.
- Zo is het niet, zei ze. - Ik was weg wat me hindert aan mezelf. Ze keerde zich om, drukte haar natte mond op de zijne, nam zijn zeep over, en begon ook hem te reinigen, langzaam en bijna onderworpen, alsof ze iets had goed te maken. Hun zwijgende handelingen leken oud en wellicht zusterlijk, en geladen met verdriet.
- Kom nou, zei ze, anders moet je wéér naar de keuken voor grocs.
- Neem deze badjas maar.
Ze gingen naast elkaar zitten op de rand van het bed, voor het eerst in hun leven huiselijk. Ze vroeg: - Zou je denken, dat Thomas gelukkig wordt met haar?
- Ik denk het wel, zei hij met tegenzin. - Hij wéét wel wat hij doet.
- Ik ook, zei ze langzaam, ik weet óók wat ik doe. Ze zullen me allemaal voor gek verklaren, maar... Ze steunde haar glas op een knie, legde haar vrije hand om zijn schouders en zei: - De hele zaak is, dat ik écht van je hou, Chris, dat ik zoveel van je hou, dat... Ik zal nooit de moed hebben om het je te vertellen. Ik ga straks weg en kom nooit terug, nooit zó. Dat is de enige manier om te bewijzen dat ik van je hou, geloof dat!
- Maar je hèbt het toch net bewezen, zei hij geprikkeld. - En hoe!
| |
| |
- Dàt?, vroeg ze. - Dat spèl? Hoeveel keer heb jíj dat niet gedaan?
- Maar nooit met jóu, zei hij. - Nooit zó! Dat is het hele verschil.
- Ja, zei ze traag, ja, daar zit het hele verschil in... In zo maar iemand of met jou. En daarom! Ze kuste hem teder tegen zijn slaap.
- Ach kom nou, zei hij vermoeid. - Laten we nu geen grapjes maken, we zijn geen kinderen meer. Ik weet niet, waardoor je je bezwaard voelt, maar wat kan het te betekenen hebben voor een man op mijn leeftijd? Ik vertel jou alles en jij vertelt mij alles, soit!
- Ach mijn mooie hengst, zei ze, je hoeft me niets te vertellen.
- Nu goed, en jij mij niet.
- De moeilijkheid is, zei ze kalm, dat het daarzonder nooit zal gaan.
- Vertel het dan, zei hij. - Of denk je, dat een grocje eerst nog zal helpen?
- Er is niets dat kan helpen, zei ze. - Nou niet meer. Je bent al veel te lang je eigen weg gegaan. Ik heb dit van vanavond niet gewild, maar ik kon er niet meer tegenop. Ik hoopte dat je me zou ontdekken zo als ik ben, en dat je zou schrikken van zoveel schaamteloosheid.
- Juist niet!, zei hij. - We begrijpen elkaar zo goed. Jij bent precies zoals ik. Is dat niet verrukkelijk?
- Ja, zei ze. - Verrukkelijk voor de nacht. Maar er is meer. Er is óók nog iets voor de dag. Je kunt niet getrouwd zijn met een hoer, precies jíj niet!
Hij riep: - Gebruik zulke woorden niet! Hij wreef zich verward door zijn haar en zei: - Je hebt altijd een puriteintje geleken, dat is waar. Maar is het niet heerlijk, dat je het niet bent?
- Het is verschrikkelijk voor ons, dat ik het niet ben. Je kunt vergeten, dat je puriteins was, nooit, dat je een hoer bent.
- Jacqueline!
Ze zei, bijna haatdragend: - Je zult je oogkleppen nog weleens verliezen, maar ík zal ze je níet afnemen. Het was wel fijn, dat jij me zag zoals je deed. Het was fijn en het deed zeer tegelijk,
| |
| |
en ze zoende hem dankbaar op zijn mond. - Later zul je het wel begrijpen... En plotseling stond ze op om zich aan te kleden. - Nee, niet doen, ik red mezelf... Ze keerde zich naar hem om en zei academisch: - Ja, je bent een romanticus, Chris. Je hebt véel kwaliteiten, maar weinig mensenkennis.
- Ik weet het niet, zei hij verslagen. - Ik weet alleen maar, dat ik je niet kan vertellen hoeveel ik van je hou.
- Je liefde voor mij is gecompliceerder dan je denkt, zei ze, er komen heel veel dingen aan te pas die niets te maken hebben met de lichamelijke, geïsoleerde vrouw die ik ben. Er komt ook veel eigenliefde aan te pas, ik heb dat allemaal goed overdacht. En dat maakt je positie zo zwak. Je hebt een droom opgebouwd. Een droom, die in je schema past. Maar Jacqueline Wennekes past er niet in, geloof me. Eerlijker kan ik niet zijn. Hij dacht: het komt allemaal wel goed, ze wil zich laten veroveren, het gaat natuurlijk niet aan dat ze zich zomaar heeft gegeven, het moet omspeeld worden met moeilijkheden. En hij zei stoer: - Ik heb geen tragisch gevoel. We zullen elkaar gauw terugzien, vast en zeker.
- Natuurlijk, zei ze. - Alles gaat gewoon door. Morgenavond zie je me bij je film. En we zullen doen als vroeger.
- Ach die film! Die kun je beter niet zien...
- Waarom niet?
Hij aarzelde, woog zijn woorden en zei: - Het is een dagfilm. Er zit geen nachtkant aan. Het is een film die liegt. Als een kunstbloem zonder verrotting of vruchtbeginsel. Zoals ik was tot vandaag voor jou, zonder nachtkant!
- Ga weg, idioot!, riep ze uit. - De nachtkant straalde gewoon van je af. Daarom!
- Het is niet waar?, vroeg hij onthutst.
- Maar natuurlijk! Je bent een vent! Een echte vent. Een vent die het in toom had. Als je maar een ander was geweest! Niet déze Chris Ottolander.
- Is het dan allemaal míjn fout?, vroeg hij verbijsterd.
- Natuurlijk niet! Kom, schiet op! Staat je eigen wagen buiten? Haar toon verried, dat ze moe was en dat ze er niet meer over wilde praten.
| |
| |
Zwijgend reed hij daarna naar haar huis. Hij stopte bij de achteringang van de tuin, en zei: - Wil je me nog één zoen geven?
Hij deed het, koel en beschermend, daarmee zijn onzekerheid verbergend.
- Adieu Chris..., zei ze. En toen: - Ik schaam me zo..., en ze stapte uit en verdween in de tuin.
- Ik schaam me zo..., verder niets. Niet eens: - Zul je je mond houden..., zoals de anderen hadden gedaan. Hoofdschuddend reed hij de nacht in, en dacht weer: de rijkdom!, maar niet met de oude vertedering. - Waanzin, zei hij, dat is allemaal waanzin. Maar morgen is het anders. Dit is het begin van de opbouw. Ik zal haar rozen sturen.
Maar die dag twijfelde hij. Zou het niet beter zijn, dat hij zich koel hield, alsof het hem niets kon schelen? Nee, dat was al te dwaas. Hij moest haar overrompelen, overstelpen, hij moest het haar onmogelijk maken haar spel nog verder te spelen. Rozen zouden ook haar ouders zijdelings in de campagne betrekken. Hij vroeg telefonisch aan de bloemist: - Zijn er nog rozen in deze maand?
- Er zijn het hele jaar door rozen, meneer Ottolander.
- Twintig dan, zei hij, en hij gaf naam en adres op. - Twintig rode rozen.
- Moet er geen kaartje bij, meneer?
- Dat is niet nodig, zei hij.
Iedereen daar zou het begrijpen. Misschien zou ze het hem kwalijk nemen. Maar het kon nu niet meer anders. Het was belachelijk om op hun leeftijd nog onnodige troebelheden te veroorzaken. Het leven van Chris Ottolander was gebouwd op klaarheid. Je moest het kunnen bekijken.
|
|