| |
X
Op de kleine, witte kaart stond in een elegant lettertje getypt: ‘Monsieur Ottolander est prié de conduire à table Madame Wennekes-Kassies’, en dat was de zoveelste verrassing: hoewel Ottolander in zijn adviseurs-functie Thomas Wennekes nog geregeld zag, had hij nooit gedacht, dat hij intiem genoeg met Thomas was om bij zijn huwelijk als getuige op te treden. Het verzoek daartoe was laat gekomen, later dan de gewone uitnodiging, misschien had een ander verstek laten gaan. Maar uit hoeveel andere vrienden of zakenrelaties had Thomas per slot niet de keuze gehad? Was het, omdat Ottolander zich in die stad tot een figuur van aanzien had ontwikkeld?, tot een naam als een smetteloos visitekaartje dat je graag toonde? Hij moest het geloven, en dat maakte hem trots, C. Ottolander 2 × bellen was er dan toch gekomen! De spiegel had het bevestigd: in zijn jacquet met hoge hoed was hij een sterke, hoge man.
Hoe was het mogelijk geweest, dat hij ééns - jaren en jaren daarvoor - het platvloerse leven in dure bars als de Grote Wereld had gezien? Hij moest er nu zelf om glimlachen. De stijl, de vormelijke hoffelijkheid van de huwelijksplechtigheid en van de drukbezochte, rustig-verlopende receptie daarna
| |
| |
gaf hem een diepe genoegdoening. Het feit, dat hij zich geen enkele keer in een gebaar of een woord vergiste, dat hij sportief speelde met de regels van de etikette, was een bewijs voor hem, dat hij in die wereld paste, hij was er. De hele middag bleef het hem feestelijk stemmen, alsof het eigenlijk ging om hem. Voor de kleine, blonde bruid was hij vol attenties, als was zij de zijne. Hij mocht haar niet erg, wel als zomaar meisje, maar niet als de vrouw van Thomas, daarvoor vond hij haar te onbeduidend. Hoewel ze het niet verder had gebracht dan tot secretaresse op haar vaders eigen fabriek, moest ze kwaliteiten hebben, die Ottolander niet zag en Thomas kende. Bleef het niet altijd weer moeilijk de dingen achter de dingen te zien? Vanwaar bijvoorbeeld dat onloochenbare, stellige gevoel, dat het allemaal ging om hem? Wanneer je je hersens maar even gebruikte, was dat natuurlijk belachelijk, maar het gevoel bleef, een feit achter een feit.
Na de receptie waren ze in blinkende taxies naar het gereserveerde hotel in de bossen gereden, een kleine stoet, want aan het déjeuner dînatoire zouden maar dertig mensen aanzitten, het was een bescheiden feest voor intimi. Bij de garderobe had hij toen dat witte kaartje gekregen, en weer had zich dat gevoel opgedrongen.
Wás het geen eer aan tafel te zitten naast Bella Wennekes, dat dierbaar behoede stuk van de familie? Bella had hem in het oor gefluisterd: - Tjé, Chris, bof ik effetjes? Die toon was hem op dat moment niet formeel genoeg geweest, maar hij had met een glimlach bedankt voor haar compliment. Misschien had het Bella na al die uren al lang verveeld, en wilde ze nu liever uitbundig zijn bij een paar glazen sherry. Maar met haar kinderlijke glimlach voegde ze zich in het toom van dat ceremoniële déjeuner dînatoire, een bejaarde jeugdige, een meisjesachtige figuur in een zwarte jurk, waarboven het grijze haar indrukwekkend wuifde. Het was een prachtig mens, maar Chris Ottolander was nu een beetje bang voor haar, misschien zou ze hem verleiden uit de toon te vallen. Want toen hij zijdelings naar haar keek, terwijl Thomas' vader - grijs en slaperig, maar een nog ongetemde beer - de eerste toost uit- | |
| |
bracht op wat hij noemde het jonge paar, en terwijl Chris de kleine onderlip van Bella zich ironisch zag terugtrekken, als een slak in zijn huisje, wist hij, dat zij al die keurige aangezetenen zag als caricaturen. Wat wist ze van Thomas, zijn onopvallende escapades in het buitenland? Wat wist ze van iedereen? Wat wist ze van hemzelf?
Eens, op een avondlijke receptie in de stedelijke schouwburg, waar het stijf en vreugdeloos was toegegaan in de kille foyer, de dames en heren in groot avondtoilet, had ze achteloos tegen hem gezegd: - En toch heeft de wereld geen rokcostuum!
Hij had toen zachtjes geantwoord: - Een nudistenkamp is ook niet alles...
- Bewaar me! Nee, zo is het beter. Maar één scheef dasje, één ritsje op een kier, dat ontbreekt hier... Het is té mooi om waar te zijn.
Wat deed het er toe? Was het niet beter, dat het leven achter de gevels maar verborgen bleef? Soms dacht hij aan Selma, de façade-bouwster. Maar achter háár façade had niet eens een brutale nachtkant gestaan, haar façade had overeind gestaan om een saai niets te verbergen.
Hij had toen tegen Bella gezegd: - Misschien zijn ze wel zo. Saai zonder meer!
Haar antwoord was enkel geweest: - Op de Buitengracht heeft zich de vorige week weer een psychiater gevestigd. De derde!
Nogmaals, wat deed het er toe? Hij stemde voor de gevels! Zou het niet een ongelukkige zaak zijn, als al de aanwezigen aan deze feestmaaltijd zouden weten van zijn stormachtige momenten met Frederika Tiesen, zijn laatste meisje loos op de zeven wereldzeeën? Dat had slechter af kunnen lopen!
Op een avond, toen Wally Schlenter voor één nacht uit logeren was, kwam ze aanbellen met het smoesje, dat ze een sjaal had vergeten, ze stond al boven voor hij er erg in had. Ze was toen gebleven, en het was zijn eerste volstrekt bevredigende belevenis na het vertrek van Frieda Zigeler geweest. Jong en vol durf had ze zich begeven in de golfstroom van zijn ervaringen, en dat had hem week gemaakt, maar bijzonder
| |
| |
angstig ook. Hij wist, dat het niet lang mocht duren, anders zou hij zich diep in moeilijkheden verstrikken. Ze hadden er niet over gepraat. Maar daarna had ze zich zwijgend opgedrongen, en hij had het geaccepteerd. Ze was er zo eentje, zoals hij het voor zichzelf formuleerde: als van vroeger... Ze waren slordiger geworden, hadden elkaar 's morgens gedreven omhelsd, erop wachtend, dat Wally weer een nacht weg zou zijn. Ongeveer een maand later kwam Wally zelf boven met het ontbijt.
- Is Fré ziek?
- Ik heb haar gisteren ontslagen.
Hij vroeg verbaasd: - Was ze dan niet goed voor haar werk?
- Kom nou Chris! Je mag me wel dankbaar zijn!
Het was eigenlijk al overbodig dat hij haar vragend aankeek.
- Jij in jouw positie! Een kind van achttien! Stommerd! En dat terwijl...
Hij vroeg agressief: - Terwijl wàt?!
Maar ze zei koel: - Je hebt haar toch nooit brieven geschreven of zo, cadeautjes gegeven, waarvan ze kan bewijzen...
Hij zei: - Voor hóe stom kijk je me eigenlijk aan?
- Voor zó stom niet, zei ze. - Handige jongen! Klonk het waarderend of spottend? Dat was een paar weken voor het huwelijk van Thomas en naderhand was hij Wally dankbaar, hij bracht bloemen voor haar mee en zei: - Je had gelijk.
Had ze door het sleutelgat geloerd? Of had de deur slordig op een kier gestaan? Hij durfde er niet naar te vragen.
Hij had daarna het onaangename gevoel, dat ze hem fluwelig begon te chanteren, niet regelrecht, maar met kleine lonkjes: hij kon best uit zijn tent komen, want ze kende hem toch helemaal. Maar hij zei: - Ik wil graag, dat je mijn vergissing vergeet. Dat is beter voor de goede verstandhouding.
- Zoals je wilt. Onthou, dat ik óók kan zwijgen.
Maar blijkbaar vergat ze het geen ogenblik.
- Kom je vanavond naar de televisie kijken?
- Nee, ik ben bezig met een artikel, het moet vanavond af.
Ze bracht hem koffle boven.
- Niet aan het werk?
| |
| |
- Toch wel. Ik loop te denken.
Vroeg of laat zou hij moeten verhuizen. Of zou hij toch gemakzuchtig verzeilen op de weg van de minste weerstand? Het leven van een vrijgezel was niet eenvoudig! Had Thomas ooit die moeilijkheden gehad?
Het was hem niet aan te zien, zo puur en voorbeeldig als hij daar zat in zijn jacquet met lichtgrijs plastron, een boutonnière in het knoopsgat van zijn linkerrevers. Zijn rossige haar begon al te grijzen, maar hij zag er nog jong en haast maagdelijk uit naast zijn wit-gazen bruid, de blonde en smetteloze droom van alle toiletzeep-adverteerders. Wie weet hoeveel body-odour van anderen ze niet van haar huid had geschuimd! Maar wat de één had gedaan en wat de ander, toch kon je het geen zwijnetroep noemen, zoals Bella waarschijnlijk geneigd was te denken. Wat werkelijk een zwijnetroep was, had Chris Ottolander wel gezien in die wilde jaren van weleer, in die wereld waarin men dacht en vrijwel openlijk handelde in de geest van schuttingwoorden, de wereld, waarin de nachtkant over de dagzijde heen bruiste. Hier, aan deze tafel, mocht men dan misschien de schijn ophouden, maar men gelóófde tenminste in die schijn, het was een stijl, een levensvorm, waarin men zich verhief boven daden, die men beter kon vergeten.
Bella zei: - Chris, nu moet jij toch óók een toost uitbrengen...
- Nee nee, zei hij, er zijn al genoeg sprekers... Het moet familie onder elkaar blijven...
Het was geen valse bescheidenheid, hij wilde niet nog meer in de belangstelling staan dan hij voelde die dag al te hebben gedaan. Waarom die spontane vriendelijkheid van de bruid, die hij nauwelijks kende? Waarom die jovialiteit van Thomas, die zijn hoofd toch echt wel nodig had bij duizend en één andere dingen! Waarom die vreugdevolle begroeting door de Luraschi's uit Grasse, die hem evenwel nooit meer hadden uitgenodigd naar hun verrukkelijke oord te komen? Waarom die waarderende, kleine schouderklap van meneer Albert, die als oude beer toch niet overliep van dergelijke opwellingen? En waarom had de oude mevrouw de anjer in zijn revers steviger vastgetrokken, met een moederlijk, intiem gebaar, en met een
| |
| |
glimlach, waarvoor hij het woord niet had kunnen vinden? Was het trots? Was het vertedering? Was het waardering? Wat hadden ze met hem voor? Hoe zagen ze hem? Als een man bijvoorbeeld, die sterker was dan hun dwaze en onzekere Jacqueline, die niet wist wat goed voor haar was? Of hadden ze juist medelijden met hèm? Of was het nog heel iets anders en dachten ze niet aan hem in connectie tot Jacqueline, maar als iemand, die men ongaarne voor het bedrijf verloren had zien gaan?
Het was waar, dat hij ieder ogenblik terug kon komen. De zweterige Pagters, die ze dan tóch maar tot reclame-chef hadden benoemd, deed het niet goed, ze overwogen voortdurend een ander voor hem te nemen. Was hun aandacht voor Chris Ottolander bedoeld om hem naar de fabriek terug te lijmen? Al die vragen liepen hem door het hoofd, maar niet kantig of helder, ze zweefden achter het geluksgevoel, dat voortkwam een gewaardeerde gast te zijn in dat milieu, één der middelpunten.
Weer een toost, ditmaal door de oom van de bruid, een kaalhoofdige lebemann, die zijn woord wel meer had gedaan bij een glas wijn. Terwijl Chris geamuseerd luisterde naar zijn beslagen flux de parole, kwam de kelner hem op een zilveren schaal een klein briefje brengen. Het was het verzoek van de ceremonie-meester, één der neven van Thomas, niet langer zo bescheiden te zijn, de volgende beurt was voor hem. De donkere man aan het andere eind van de tafel keek informatief, en Chris knikte toestemmend.
Zo stond hij dus even later tegen zovele hoofden te praten, als vriend, naar hij zei, maar toch stellig ook als vertegenwoordiger van de gemeente, en dat gaf hem de kans zijn toespraak zo onpersoonlijk mogelijk te houden, ofschoon hij een grapje maakte op zijn rol als bemiddelaar en hij de rivaliteit tussen broer en zuster in het geding bracht. Men lachte. Met een snelle buiging viel hij terug in zijn objectieve toon, en terwijl hij praatte over het bedrijf als massa-apparaat en als persoonsafspiegeling, keek hij, zonder aarzeling kiezend uit de beste woorden, naar het gelaat van Jacqueline Wennekes als naar
| |
| |
dat van elk ander, zomaar even een rustpunt, hij wendde zich alweer glimlachend tot een volgend gezicht. Maar daarbij vergat hij niet, wat hij had gezien, en wat hem die dag al eerder was opgevallen: die vreugdeloze, verbeten en misschien wel angstige trek, alsof ze ergens pijn had. Ze had een stralende verschijning moeten zijn in die jurk van volmaakte eenvoud, al was hij dan ook van goud-lamée, met slechts een enkele versiering van groen émaille aan de hals. De hele dag had ze zich vermoeid voortbewogen, met een opgewektheid, die al te kennelijk schijn was. Een paar keer had hij zich afgevraagd of ze lichtelijk mank ging. Had ze last van haar been?
Hoe anders was ze als dat bloedlenige meisje uit Oisterwijk, dat gespannen leven, dat zo loom en tevreden was geweest in zichzelf. En toch... Het was, omdat ze nu zo weinig geheimzinnigs meer had, hij kende haar bestaan, de beperkingen ervan, de onbevredigdheid die het reizen haar opleverde, de besluiteloosheid na haar promotie, die niet cum laude was geweest. Ze zou nu wel conservatrice worden hier of daar, een meisje, dat de boot had gemist. Alleen: waarom? Waarom dacht zo'n vrouw de juiste man niet te kunnen vinden? Het was háár zaak. De zijne niet in elk geval, ze vertederde hem, ze irriteerde hem ook, maar hij had zich onttrokken aan haar macht van eens. Men moest zich boven zijn eigen situatie plaatsen, zichzelf in de macht hebben, zoals men ook als spreker boven de woorden moest staan die men sprak, men moest er vaardig mee kunnen spelen.
Hij had ze nu weer aan het lachen, maar tegelijk keek hij op zijn horloge, de beste sprekers waren de kortste. Uit een aantal mogelijkheden zocht hij snel een goed slot en handig, zonder cliché's, schertste hij daarheen, met de bedoeling de ernst te onderstrepen in de laatste twee zinnen. Dat werkte altijd, want gelach bleef hangen, een ernstige stilte niet; die vulde zich vanzelf met nadrukkelijk applaus.
En zo geschiedde. De grote Ottolander had weer gedaan zoals men het van hem verwachtte, zijn optreden was feilloos geweest. Hij hief het glas naar de regel, glimlachend, toch moe, het openbaar optreden kostte hem altijd meer inspanning dan
| |
| |
hij zichzelf wilde toegeven. Hij zette zich neer, iets te abrupt, en met een elleboog veegde hij een dessertlepel van tafel.
- Pardon! Hij wendde snel zijn hoofd naar Bella en bukte zich daarop.
- Och meneer..., een kelner was hem voor. Natuurlijk, natuurlijk! Een fout!, gevallen bestek behoorde men te laten liggen, zo schreven de regels het voor.
Maar niemand had het gezien, want juist was de fotograaf binnengekomen om de eerste afdrukken van de huwelijksplechtigheid en de receptie te tonen, en dat gaf een nieuwsgierige opwinding aan tafel: was men wel goed op een bijna historisch ogenblik vereeuwigd? De foto's gingen rond.
- Hier, zei Bella, kijk míj eens, ik zie er uit als een slaperige waarzegster! Maar jij Chris! Wat een keurige heer! Zie eens hoe Jacqueline naar je kijkt! In een moment vol beweging waren ze versteend: Ottolander trad juist met kleine pas naar voren om glimlachend een onzichtbaar gebleven persoon de hand te drukken. Op de achtergrond sloeg Jacqueline hem gade, met een wat scheef gehouden hoofd, en met een uitdrukking van bewondering in haar star-lijkende ogen.
De fotograaf vroeg: - Wilt u daarvan een exemplaar nabestellen, meneer?
Waarom keek Ottolander toen naar Bella?
Ze fluisterde, terwijl ze de rook van haar sigaret wegsloeg: - Ze zeggen, dat foto's niet liegen. Neem er twee.
- Twee van nummer drie en vijftig dus voor meneer Ottolander, zei de fotograaf. Ze kenden elkaar, de man werkte zo nu en dan voor de gemeente.
- O best, zei Ottolander onzeker. De foto had hem in verwarring gebracht, maar ook het gebeurde met de lepel werkte nog na.
De ceremoniemeester gaf de fotograaf een teken, de bruid stond op het punt de traditionele taart aan te snijden. Haar vaste hand verwierf applaus, de kelners begonnen met ronddelen, bruid en bruidegom stonden op, niemand deed of hij daarvan iets zag. Was ook het ongemerkt verdwijnen niet een programma-punt, een discreet ogenblik? Met luider, vrolijker
| |
| |
gepraat trachtte men de leegte te vullen, het feest stierf af.
- Jacqueline!, de oude schoenen!, riep Bella over de tafel.
- Kom Chris! Met hun drieën liepen ze naar de garderobe, waar Bella een paar veterschoenen tevoorschijn haalde.
- Toch flauw!, zei Jacqueline, maar Bella dreef hen voort naar het donker van de parkeerplaats, waar ze de schoenen vastbonden aan de achterbumper van Thomas' Chevrolet. Het was een koude oktoberavond, het regende zuinig op de natte blaren van het jaar in ontbinding.
- En nu cognac!, riep Bella, cognac! Een heleboel als het mag. Maar toen ze weer aan tafel zaten, kwamen ze tot heel veel niet toe, want niet lang daarna verschenen bruid en bruidegom om afscheid te nemen als gewone, opgewekte mensen, hij in grijze plusfours, zij in een lichtblauw mantelpak. De ouders kusten hun kinderen, opnieuw zou het leven een vers spoor nemen naar dezelfde verten van later en eens, oude mogelijkheden sloten zich tot geheim. Men drong lachend achter het bruidspaar aan, een portier zette de parkeerplaats in volle gloed, de nieuwe familie Wennekes speelde de vlucht in de auto, alles was ceremonie.
Waar kwamen ineens al die blikjes vol rijst vandaan? De auto zette zich in beweging, een hagel van korrels stuitte terug op het lakwerk, en men wierp nog, toen de auto reeds in het duister van de oprijlaan verloren ging. Chris Ottolander stond op de hardstenen trap van het hotel, maar zijn ogen waren al lang niet meer gericht op de krimpende achterlichten van de Chevrolet. Hij keek terzijde naar Jacqueline Wennekes, die onder een druipende beuk stond in haar dure, dunne jurk. Hij zag haar schouders snel en zacht schokken. Was hij de enige?
- Cognac! Cognac!, riep Bella. - Vieren we nog feest, mensen? Maar dat was kennelijk niet de bedoeling en Chris zei: - Ik voel meer voor een rumgroc!
Jacqueline Wennekes keerde zich om en zei: - Ja, een rumgroc! Waar?
- Ik weet wel een plaats, zei Ottolander. - Wie gaat er mee?
Van de weinige mensen, die buiten waren overgebleven, zei niemand iets behalve Jacqueline: - Ik dus...
| |
| |
- En jij, Bella?, vroeg Chris. Waar was ze?
Ze stond in de deur, met haar onderlip grappig vooruitgestoken. Ze zei: - Nee, ik niet, het is vandaag mijn rumdag niet! En gnuivend draaide ze zich om. En zo bleven die twee in de regen alleen.
- Portier!, riep Chris, een taxi!
- Ja, zei Jacqueline, een taxi.
|
|