| |
III
Vlak voorbij de school maakte de weg een bocht, zodat je, staande voor je klas, onder de steeds kleiner wordende koepel der bomenrijen door kon kijken tot waar de verte een lichte stip was geworden, een niets. Dat was niet alleen 's zomers zo, wanneer de iepen zwaar in het blad stonden, maar ook 's winters, het maakte geen verschil, de verte bleef een stip, een niets. Als Chris Ottolander die weg afkeek, dacht hij dikwijls aan de stad, maar niet met het wrokkige heimwee, waarmee stedelingen op het platteland verkommeren. Hij had op het dorp het losse, bijna buitentijdelijke besef, dat hij er met vacantie was, en dat hij zijn vrije tijd zoveel mogelijk moest benutten. De eerste weken kende hij er vrijwel niemand, maar het gevoel los te zijn van zijn ouderlijk huis, ontkomen aan de voortdurend dreigende catastrofe, was zo sterk en bevrijdend, dat de eenzaamheid maar nauwelijks toegang kreeg.
Hij had een kamer gehuurd boven de enige garage van het
| |
| |
dorp - Garage Herman Olivier -, een heldere, grote kamer, waar hij 's avonds bij de glimmende salamanderkachel geconcentreerd zat te studeren. Het werk op de kleine school ging hem gemakkelijk af, al na een maand kon hij de gemengde gemeenschap der kinderen met een enkel vingergebaar dirigeren, en Kramer, de oude hoofdonderwijzer, had op een stormige ochtend goedkeurend in zijn mottige sik gegromd: - Je hebt de wind eronder, jong, kijkend naar de strakke rij, waarin Ottolander zijn klas had opgesteld.
Chris riep: - Wie nog één keer met kastanjes gooit...
Hij was een strenge meester, maar hij kon met een glimlach een merkwaardige ontspanning in de klas teweeg brengen, en als hij vrijdags in het laatste uur de schriften liet wegsluiten, gingen de kinderen zonder een woord met de armen over elkaar zitten.
- Zal ik uit het boek voorlezen of zo maar wat vertellen?
- Vertellen meester!, het klonk als een koor.
Toen oktober met kille regen over het land aanwoei, kwam op een avond de rossige, verlegen dominee bij Ottolander de trap op. Na een langzame inleiding zei Caspar Bossina voorzichtig, dat hij door drukte een beetje met de toneelvereniging in zijn maag zat, en of het iets voor Chris was om de regie over te nemen.
- Ze spelen echt met overgave, zei Bossina, 't is niet moeilijk.
- Ik zal er over nadenken, zei Chris, met een weinig belovend gebaar naar zijn opengeslagen boeken. De volgende dag, in het speelkwartier, zei hij tegen bovenmeester Kramer, dat hij weinig voelde voor het verenigingsleven, hij was te bezet met zijn studie, maar Kramer vond, dat het dom zou zijn niet op het verzoek in te gaan, in een dorp moest je nu eenmaal meedoen - hij was zelf onbezoldigd secretaris van het polderbestuur - en Chris had naderhand geen spijt van die raad, want door de toneelclub kwam hij plotseling midden in de gemeenschap, en van toen af had de eenzaamheid helemaal geen kans meer. Hij was nog erg jong voor regisseur, maar dominee Bossina gaf hem een paar avonden lang allerlei inlichtingen, en leende hem een paar boekjes, en na drie, vier repetities in de
| |
| |
kille toneelschuur van café Cabout kon Chris de club naar zijn hand zetten. De stugge vrouw van burgemeester Bernegau zei, dat ze meer plezier in het spelen had dan ooit, meester Ottolander las véél meer uit de tekst dan er stond. En dat was waar, hij bereidde zich steeds terdege voor, hij hoefde nooit naar woorden te zoeken, hij wist wat hij zei, en men begreep waarom. Een stuntelig mannengebaar corrigeerde hij met een grap, een overdreven vrouwenklank toomde hij in met een glimlach.
- Neenee!, een kushand is vluchtig en de gravin...
Hij deed het voor, losjes, en tegelijk koel, want de mannen waren achterdochtig, en de jonge meisjes verlegen en tegelijk jaloers op elkaar. Hij wist dat hij bekeken werd en kwetsbaar was, hij kon zich niets veroorloven in het dorp, avontuurtjes reserveerde hij voor de dagen, waarop hij voor studie in de stad moest zijn.
- Krijg je daar goed te eten?, vroeg zijn moeder.
Hij zei: - Kom maar es kijken, dat zullen ze best aardig vinden. Aan tafel bij de Oliviers had hij verteld over zijn familie, onbeschroomd tot de grenzen van het geheim, en dat was gauw verder gegaan door het dorp, hij was maar een gewone jongen. - Maar zo keurig, zeiden ze, en er zit een koppie op die meester van ons.
Herman Olivier, een kleine, opgeruimde man van begin dertig, die van vroeg tot laat zwoegde met tractoren en landbouwmachines, en die er soms met zijn vrachtauto hele nachten op uit was, zei eens: - Zeg meester, ik heb een mooi motorfietsje voor je te koop, maar Chris zei eenvoudig, dat hij voor zo'n grap geen geld had, waarop Herman voorstelde het ding op afbetaling te leveren.
- Je haalt de bus er gemakkelijk mee uit als je voor studie naar de stad moet, jong.
Daarna, met die lichte dkw, werd het leven nog vrijer en feestelijker, de stad lag nog geen uur achter de stip in de bomenrij. Maar meestal - als een afspraak hem niet langer vasthield - was hij 's avonds laat al weer in het dorp terug, of anders diep in de nacht, want hij hield er niet van om thuis te
| |
| |
overnachten, ook al niet om die motorfiets, die hem een krenkende blik van zijn moeder had bezorgd.
- Maar ik heb hem werkelijk voor een krats gekregen, en hij noemde het bedrag.
- Hij heeft hem eigenlijk cadeau gehad, zei zijn vader. - Die Olivier beschouwt je zeker als een soort zoon.
- Misschien wel. Ze hebben geen kinderen. Maar 't is meer vriendschap, 't is erg gezellig.
- En nog steeds goed van eten en drinken?, vroeg zijn moeder.
- Ze doet niks anders als de hele dag koken, zei hij glimlachend. Hij zag Lize Olivier staan bij het fornuis, een opgeruimde vrouw met asblond haar en een volle, wat slordige mond. Toen Lou Koppenol eens op zijn fiets was aangekomen, had ze Chris fluisterend gevraagd: - Wat is die man mager, wat eet - ie graag? Later had ze Tera ook al zo mager gevonden.
- Is dat nu je meisje?
- Welnee, een goeie vriendin van school nog.
Maar met Bob Reef had ze toch het meeste medelijden gehad, ondanks zijn gezonde dikte. Had ze door zijn grappenmakerij heengekeken?
- Hij moet een flinke vrouw hebben, die een man van hem maakt.
Chris zei: - Maar goed, dat hij hier niet in de kost is. Je zou hem toch verwennen.
- Ach ja, misschien wel. Zo'n vrolijke sukkel.
Ze was nu eenmaal zo, een goedhartige lachebek. Mopperde ze ooit op Herman, als die zaterdagsavonds teveel borrels had gedronken en de dag daarop doodziek in bed bleef, zonder veel pijn in het hart overigens? Men zei, dat hij in de stad een scharreltje had met de vrouw van een veekoopman, een meisje van het dorp. Het werd zonder kritiek gezegd: - Die gekke Herman... Als je je werk maar goed deed. En Lize deed of er niets aan de hand was en maakte grappen met Nol, de manke, getrouwde monteur, en zong bij de wasmachine, haar ronde armen tot boven de ellebogen onder het schuim. Was het die nieuwe, zorgeloze sfeer, waarom Chris laat nog naar het dorp terugkwam?
| |
| |
- Moet je nog brood, Chris? Hier, koffie.
Het was anders plezierig genoeg in de stad; als je een motor had, gingen heel wat meisjes graag met je mee. En hij nám ze ook wel mee, maar ze waren zijn soort niet, hij was er gauw mee uitgepraat en het bleef knoeierig, heimelijk, niet op de uitputtende wijze van de zeven wereldzeeën. Hij was te goed voor die hippen, maar zo lang er geen andere kans was... En was hij eigenlijk ook niet te goed voor de slappe Lou Koppenol, en voor Bob Reef, die nog steeds geen vaste aanstelling had, en zelfs voor Tera, die haar droevige eenzaamheid verborg onder een steeds sterker wordende kribbigheid. Eigenlijk wist hij al, dat hij nooit naar de stad terug zou willen, tenminste niet naar die stad, de eerste zomervacantie voelde hij er zich waarlijk niet meer thuis, en na een week ging hij terug naar het dorp, om te studeren, zoals hij zei. Maar elke middag was hij in het zwembad te vinden, met Maria Bossina, het donkere vrouwtje van de dominee, met de paardachtige echtgenote van de burgemeester, en met ieder, die 's middags maar vrij had, oudere H.B.S.-meisjes met vacantie thuis, en met Nora Paulissen, een rijzige boerendochter, die ook op de toneelvereniging was. Ze vormden een dagelijks, lui clubje, en zijn huid werd bruin en hard als een hazelnoot. Eens, toen Lize Olivier daar bewonderend iets over zei, vroeg hij, waarom ze niet meeging, en ze antwoordde, dat dat niets voor haar was, die ‘rijkdom’. Hij vond dat onzin, maar ze zei: - De mensen denken er zo gauw iets van, Chris, en Herman begon daarop uitdagend te lachen, een vrijgevochten geest.
- En ik heb het ook te druk.
Toen ze op een ochtend het ontbijt boven bracht, en ze Chris nog loom in bed vond, lezende, zei ze: - Hier meestertje, ik zal je es bedienen als een prins.
Terwijl ze zich bukte, het dienblad op zijn dijen plaatste en de schaaltjes en de theepot beter rangschikte, viel haar schort in een losse plooi open en zag hij in de gleuf boven haar bustehouder een roggebroodkruimel kleven. Hij zei: - Daar zit een kruimel, en hij strekte zijn hand uit en ze keek of het waar was, maar op dat ogenblik zakte de korrel dieper. Wachtte ze op
| |
| |
dat moment kleurend af of zijn vinger verder zou gaan? Nol riep toen beneden aan de trap met zijn basgeluid: - Lize, waar zijn de bougies? en ze stond schichtig op.
- Kom hier, Lize, zei Chris, maar Nol riep weer, en ze zei:
- Nou niet..., en haastig ging ze naar beneden. 's Middags, toen hij van het zwembad terugkwam, en Herman nog bezig was in de garage, zei Chris langs zijn neus weg:
- Wanneer dan wel?, en zonder op te kijken antwoordde ze:
- Als Herman es weg is, misschien.
Chris deed daarna zo gewoon mogelijk, om Herman, maar die had het te druk met de dorsmachine van de coöperatie. 's Maandagsnachts hoorde Chris hem vroeg opstaan om vee te rijden voor boeren naar de markt, er waren geluiden beneden van beslag kloppen en een pan - Herman begon de dag nooit zonder een spekpannekoek, - en later begon er een motor te brommen en klonk het vertrouwde gerinkel der kettingen in de vee-auto, en de stem van Lize, die Herman in de vale ochtend iets nariep. Chris ging naar de gang, alsof hij naar het toilet moest, en wachtte daar. Ze kwam de trap op, zag hem, en zei een beetje geschrokken: - O, nou..., en maakte een weifelend handgebaar, waaruit niet duidelijk werd of ze zich verontschuldigde voor haar verkreukelde nachthemd en haar slordige haar, of misschien voor een misverstand. Ze glipte haastig haar kamer in. Chris ging terug naar bed, er was absoluut niets gebeurd, elke pijnlijkheid was vermeden. En toch... Hij glimlachte tevreden en hield het licht aan, toen het geluid van de waterkraan in de andere kamer bleef aanhouden. Later stopte het geluid en hoorde hij haar lopen, ze kwam, ze klopte waarachtig nog.
- Je bedoelt toch... Licht uit!, zei ze.
Ze droeg een nieuw hemd en had zich gekamd.
- Waarom?, fluisterde hij in het donker. Hij trok haar tegen zich aan, ze rook fris en dat stelde hem zeer op zijn gemak.
- Ze moeten geen licht zien, ze denken zo gauw wat, en ze liet haar handen automatische handelingen beginnen, alsof het maar vlug voorbij moest zijn. Het was geen succes die eerste nacht, ze zei een paar maal verschrikt: - Nee, dat niet..., en
| |
| |
een keer zelfs: - Nee, niet zoals de studenten, Chris kon een bevrijdende lach nog net inhouden, je moest ze overtuigen van je bezetenheid, ze overtuigen, dat het om haarzelf ging en niet om zomaar de noodzaak van het lichaam.
Had Herman werkelijk niets door? Of hield hij zich maar zo? Er veranderde in elk geval niets, en dat kwam hun allemaal goed uit, Chris het meest, want de nieuwe situatie maakte hem nog vrijer, onafhankelijker, nu hij de meisjes van de toneelvereniging koeler kon bekijken.
Op een zondag, na vele afspraken, die zijn vader tot dusver om onduidelijke redenen in het water had gestuurd, kwamen zijn ouders eindelijk toch eens kijken hoe hij daar woonde. En voor het eerst, voor zover Chris zich herinnerde, was Lize boos op Herman, omdat hij niet uit zijn bed kwam. Het regende die ochtend heftig en onophoudelijk, en terwijl Lize bedrijvig de doorweekte kleren van zijn ouders aannam om ze in de woonkeuken bij het fornuis te drogen, en iets mompelde over Herman en zijn griep, nam zijn moeder verstolen het huis op en stond zijn vader met zijn houding verlegen, als was hij verrast door iets, dat Chris niet kende. Ze gingen met hun drieën naar boven, waar zijn vader goedkeurend keek naar de ferm aangegroeide rij boeken en zijn moeder met beide vuisten op het bed drukte, om de kwaliteit van het matras te beproeven.
- Hier mensen, een sterk bakkie, om bij te komen.
Lize bewoog zich door zijn kamer met haar natuurlijk gemak, en schoof zijn vader een doos sigaren toe.
- Ik rook nooit sigaren, zei zijn vader, dankbaar voor haar zorg.
- Maar we hebben sigaretten ook. Hier..., Chris heeft ze al.
- Hij zit hier goed, zei zijn moeder.
- Hij houdt zijn kamer zelf op orde, hij is zo secuur.
- Kom nou, zei Chris, je bent hier altijd bezig.
- Nou ja... Ze ging al weer de deur uit, haar schoenen klikklakten energiek de trap af.
- Dat's een aardig mens, zei zijn vader, je hebt het getroffen.
- Anders was hij hier toch niet gebleven, zei zijn moeder. Het klonk niet objectief, maar weer met dat krenkende in de toon.
| |
| |
Het gesprek daarna verliep dralend. Ze spraken over zijn studie, zijn verdiensten - Je zou er haast op kunnen trouwen, zei zijn moeder -, over de mensen van het dorp, en tenslotte over haar gezondheid, een zorgelijk onderwerp, dat ze trachtte af te snijden, het benauwde haar dat vroeg of laat de galblaas zou moeten worden weggenomen.
Lize kwam kort daarop vragen of ze de maaltijd op Chris' kamer wilden gebruiken of beneden, en opgelucht door haar voorstel volgden ze haar naar de warme voorkamer, waarheen ze, met drankflessen op de tafel, even later ook Herman lokte. Krom van een kater, maar gekleed en geschoren, begon hij glaasjes uit de kast te halen.
- Ik niet, zei zijn moeder.
- Eerst nog een kop koffie zeker?
- Nee, zei zijn vader, 't is haar gal, ze moet een beetje voorzichtig zijn.
- Met mijn griep is dat precies andersom, zei Herman blijmoedig.
- Pas jij maar op, zei Lize.
- Morgen om zes uur ben ik weer present, zei Herman.
- Proost, mannen!
Van dat ogenblik af was het bezoek van zijn ouders geslaagd, Lize had allerlei galgeschiedenissen met een opgewekte afloop bij de hand en zijn moeder liet zich inkapselen door haar zusterlijke warmte; spraken ze beiden niet op dezelfde toon van het platteland? En zijn vader en Herman vonden in hun gemeenschappelijke kennis van machines en motoren een gesprek, dat hen naar de garage voerde, waar zijn vader zelfs met engelse sleutels aan het werk ging.
- Ik denk dat het hier zit, Herman.
- Zou je denken, Ottolander?
Ieder was voldaan toen ze 's middags naar de bushalte gingen.
Naarmate Chris Ottolander ouder werd, begon hij zich vaker af te vragen hoe lang hij nog in het dorp zou blijven. Hij had toen al lang de hoofdacte maar hij vond zelf, dat hij meer papieren moest hebben voor hij de een of andere sprong kon
| |
| |
wagen. En dus blokte hij stug verder, en niet eens zonder plezier in het werk. Het beangstigende was alleen, dat je als onderwijzer wel altijd aan het studeren kon blijven, een definitief einde was nooit in zicht. Het drukte hem soms, dat hij niet precies wist, wat hij wilde. Kon men niet op vele manieren iemand van betekenis worden? Het ging om geld en aanzien, maar welke wegen gaven de grootste garantie? Hij werd correspondent van een provinciale krant - hij hoefde maar weinig te sturen, het dorp leverde zelden een belangrijk feit op -, en hij begon te schrijven voor een onderwijzersblad, en daarnaast voor zichzelf, korte, ironische verhalen, maar daarover sprak hij met niemand, want hij was nuchter genoeg om te weten, dat duizenden hetzelfde deden. Maar misschien werd het nog eens iets, de dag van overmorgen bleef vol glans en glorie. Het was een tijd, hield hij zich steeds voor, van voorbereiding, het werkelijke leven zou pas veel later beginnen, hij was toch nog maar vier en twintig! En dat was tamelijk jong om al zoveel succes te hebben als regisseur van een toneelvereniging: elke nieuwe opvoering trok meer bezoekers, hun groep werd al in andere dorpen gevraagd. Samen met mevrouw Bernegau had hij ook een filmclub opgezet, en ofschoon die maar net voldoende toeloop kreeg voor een laag flakkerend leven, gaven de besprekingen met de burgemeestersvrouw en zijn tochtjes met haar naar stedelijke nachtvoorstellingen de voldoening een persoon van belang te zijn, een jongeman, die in een debat met de dokter serieus werd genomen, en die zich niet uit het veld hoefde te laten slaan als de notaris moraal en kunst verwarde. Hij wist zijn weetje, mevrouw Bernegau liet zich zelfs door hem leiden, en zijn enige probleem was zijn overwicht natuurlijk te houden, om niet door te slaan met geëxalteerde theorieën, om met scepticisme een aanvaardbare middenweg te blijven koersen. De ridiculen hadden nooit overwicht, de redelijken altijd. Deze gedachten
waren meestal meer beschouwing dan plan, ze kwamen achteraf, anders had hij zijn vertrouwenwekkend optreden nooit kunnen handhaven. Het was overigens noodzakelijk zichzelf voortdurend te corrigeren. Hij moest zorgen, dat niet iedereen zag, wat zijn
| |
| |
moeder blijkbaar altijd zag, en waarvoor hij zelfspottend de betiteling had gevonden: van krantenjongen tot miljonair. Want was het dat uiteindelijk niet?: rijk zijn? Nee, dat was het toch niet alleen. De keuze lag ergens tussen de macht van de welgestelde, verwarde burgemeester, die het nooit verder zou kunnen brengen dan dit dorp, zijn bridgeavondjes, zijn jagersvereniging en de jaloezieverwekkende vacantiereizen in zijn Buick naar het buitenland, en het wat schamele, maar overtuigde leven van de verlegen dominee, die het nooit verder zou wíllen brengen dan zo'n soort dorp, een kleine kerk, en kamperen met de jongelingenvereniging. Het leven van de eerste was gemakkelijk als je geen geloof had, zelfs niet teveel in jezelf, en het tweede was niet moeilijk als je wel een geloof had, ofschoon misschien ook niet zoveel in de eigen mogelijkheden. Maar Chris Ottolander geloofde alleen in zichzelf. Was tenslotte niet alles een zaak van onbevredigde ijdelheid? En was het daarom niet, dat hij, Chris Ottolander, verder wilde, tot diep in de droom van weleer, waar een Buick het stempel op de voorruit had van intellectueel aanzien? Of was het nog iets heel anders? Gebrek aan liefde bijvoorbeeld?
- Weet je dat Tera en Bob Reef met elkaar gaan?, vroeg op een zaterdag zijn moeder, terwijl ze bezig was met het schoonmaken van de groente, die Lize voor haar had meegegeven.
- Ja, zei hij cynisch, de wegen van de liefde zijn wonderlijk, niet?, en hij dacht: wat is er toch veel armoe in de wereld. Het zal wel een lauwe liefde zijn.
- Wat is er wonderlijk aan?, vroeg zijn moeder snauwerig.
- Helemaal niks, zei hij, ik geloof niet in dat soort noodoplossingen.
- Ze zijn aan het sparen!, zei ze, alsof dat alles bewees.
- Nou goed, en dan gaan ze trouwen en krijgen ze lekker kindertjes en wat dan nog? Is het leven daarmee bekeken?
- Wat wou je dan!, vroeg ze geschokt.
- Weet ik het? Ik zal het wel zien.
- Zou je dan niet willen trouwen?
- Als ik de geschikte tegenkom...
- Een onderwijzer moet niet zolang vrijgezel blijven, dat geeft
| |
| |
geen vertrouwen. Het klonk ineens niet critisch meer, maar mild en adviserend, en voor het eerst voelde hij, dat ze trots was op hem.
- 't Heeft ook iets tégen om je te vroeg vast te leggen, er is nog zoveel te zien en te leren en te beleven, zei hij vertrouwelijk.
- De wereld is zo groot, ik ben er nog niet helemaal in thuis. Ik weet niet hoe ik het zeggen moet.
Ze zei: - Oost west, thuis best. We blijven allemaal toch maar kleine mensen, Chris. Hij zweeg, verwonderd over de intimiteit van het moment. Maar het volgende ogenblik was de vertrouwelijkheid weer verbroken. Ze vroeg: - Zijn er dan helemaal geen geschikte meisjes daar?
- Niet voor mij, zei hij kort.
Maar in het dorp zeiden ze dat hij achter Nora Paulissen aanliep: het was met het oog op Lize Olivier een nuttig gerucht, dat enige waarheid bevatte en ook niet. Hij behandelde haar als een kameraad, en Chris was de enige, die ze niet met onverschillige snieren afschrok, zoals ze deed bij de rijkste boerenzoons zelfs. Ze had, ondanks haar rijzige vrouwelijkheid, iets kerelachtigs, ze kon een rauwe grap best verdragen, als je haar maar van het lijf bleef. Dikwijls ging ze met Chris mee achter op zijn motorfiets, en 's winters waren ze op veel feestjes in de wijde omtrek, maar wanneer ze alleen waren, maakte hij nooit een toespeling, hij mocht haar wel, maar was niet verliefd. Hoewel: ze was rijk. Het was fascinerend dat steeds weer te negeren, en om haar te behandelen als een gelijke, en het was een voortdurende vraag voor hem, of zijn neutrale houding haar irriteerde. Zou ze er naar verlangen, dat hij toenadering zocht?, zou ze eenmaal sentimenteel tegen hem worden? Het was een boeiend spel, dat, hij gaf het zichzelf toe, veel minder aantrekkelijk zou zijn, als ze niet de dochter van een herenboer zou zijn geweest. Maar ook dan zou neutraliteit de enige mogelijkheid zijn gebleven, want elke toenadering kon slechts twee mogelijkheden opleveren: een afwijzing, of een volledige overgave, die tot een huwelijk zou leiden, zo was dat nu eenmaal in het glazen huis van het dorp. Een niet bindende verhouding was enkel mogelijk in de heimelijkheid van een maan- | |
| |
dagnacht in zijn kosthuis. En alleen daarom al was het nuttig het spel met Nora Paulissen voort te zetten.
Later noemde hij die tijd wel eens: het jaar van de motorfietsen. De tijd herademde in luidruchtige knalpotten, het was een rage. Zelfs Lou Koppenol, die eindelijk werk had gevonden op een fabriekskantoor, reed op een tweede-hands motorfietsje, en soms kwam hij daarmee aanzetten in het dorp, met stijf op de duo Chris' vader, die graag bij Lize en Herman was. Al een tijd liep hij niet meer in de steun, hij had het aangedurfd een zaakje voor zichzelf te beginnen in oude klokken, antieke kastjes en huisorgels, er was nu weer meer geld onder de mensen, zei hij. De overgang had hij slim en onopgemerkt voorbereid, door het zusje An een leegstaand winkeltje te laten huren in de binnenstad, een façade voor zijn gesjagger op veilingen, waar hij porselein en kristal opkocht, op naam van An, die niet eens met tegenzin het antiekzaakje dreef: tegen ieders verwachting in wist ze een klantenkring te kweken. Dat was niet het voornaamste doel geweest, maar het werd nu een gelukkige gelegenheid voor Ottolander om Melis los te laten en in de openbaarheid te treden: - Ik werk bij mijn dochter in de zaak, we kunnen het nu zonder steun wel af.
- Geen ouwe fietsen?, had Chris zachtjes gevraagd, toen hij het winkeltje had bekeken.
- Niet één, zei zijn vader, nooit meer. En hij pufte vermoeid, alsof hij een zware tocht achter de rug had.
- Maar 't blijft sappelen, zei zijn vader, alleen zo nu en dan slaan we es een aardige slag. 't Is goed uitkijken op die veilingen.
Chris zei: - Je moet de boer opgaan. Op het platteland weten ze niet wat hun spullen waard zijn, er zit heel wat koper en tin en porselein. Wat had daarna meer voor de hand gelegen dan dat Chris' vader met Herman Olivier was gaan praten? Dat was het begin geworden van herhaaldelijk vervoer door Herman van orgeltjes en doofpotten, oude paneeltjes en boerenkabinetten naar de stad, Herman en Ottolander voeren er beiden wel bij. Maar het was meer dan handel alleen voor hen,
| |
| |
het was vriendschap ook, Ottolander voelde zich net zo bij de Oliviers thuis als Chris.
- Nog een tijdje misschien, dan koop ik ook een motor. Maar je moeder is er tegen.
- Dat's nou juist zo fijn, dat knoerten op zo'n kreng, zei Lize. Chris zei: - Maar met mij wil je nooit mee.
- Daar heb je wel anderen voor. Ze lachte.
- Heeft ie verkering? Zijn vader vroeg het half belangstellend, half plagend.
- Hij kijkt wel uit, zei Herman.
- 't Zou toch eens tijd worden, zei Ottolander.
Herman vroeg: - Waarom eigenlijk?
- Haastige spoed is zelden goed, zei Lize.
Ottolander zei: - Ik wil me er ook niet mee bemoeien.
- Leven en laten leven, zei Herman.
- Zo is het, zei Chris' vader.
En al die tijd, terwijl hij zweeg, vroeg Chris zich af wat de één wist van de ander.
Er gebeurde veel in dat jaar '39. Op een zondagmiddag eind mei, juist toen hij naar het zwembad wilde gaan en Lize zou gaan rusten - Herman lag met zijn wekelijkse griep - kwamen Lou en zijn vader. Koppenol stelde voor met elkaar te gaan zwemmen, maar Lize en zijn vader bleven liever thuis, en nog maar net waren Lou en Chris bij het zwembad aangekomen, of ze hoorden achter zich een derde motor. Het was Tera Hund met een vrolijk zwaaiende Bob Reef achterop. De ontmoeting bracht voor niemand iets pijnlijks teweeg, vreemd genoeg, en Chris huurde voor allen een badpak en een handdoek, ook voor Bob, ofschoon die stellig geen teen nat zou maken. Op het kleine zandstrandje sloten ze zich aan bij het oude clubje van Chris, en Bob had dadelijk de lachers op zijn hand. Lou zei, dat dit nog eens leven was, hij kon de stad met die rotfabrieken niet meer pruimen, het leven op het land was je ware. De zon scheen hel, maar de wind bracht nog kilte aan, en terwijl ze een ruige handdoek om haar schouders sloeg, zei Nora:
- Het zou je hier niks meevallen, je bent een echt stadsmens, en Chris soesde weg, en hoorde hen in de verte debatteren. Later
| |
| |
hoorde hij iets over vacantie en de Ardennen, en Katrien, een dik, donker nichtje van Nora, stiet hem aan en zei: - Hoor es, Chris, en hij zag Lou Koppenol dicht tegen Nora aanzitten; ze schoof niet van hem af toen ze Chris' blik ontmoette. Ze zei:
- Ik voel er alles voor. Een half uur later was het vacantieplan een uitgemaakte zaak, op hun motorfietsen zouden ze met elkaar op kampeertocht door de Ardennen gaan. Chris en Tera waren het minst geestdriftig, en Nora riep, dat Chris niet zo saai moest doen, had hij bezwaar tegen zo'n haastig gevormde combinatie?
- Nee nee, zei hij luchtig. Hij zou wel oppassen zich bloot te geven, en zich verwonderd te tonen over haar belangstelling voor Lou Koppenol, die ze nooit eerder had ontmoet. En vanwaar die plotselinge beweeglijkheid van Lou? Katrien zag hem kijken en zei met haar donkere stem:
- 't Zal wel liefde op het eerste gezicht wezen, en Lou zei vrolijk:
- Wie weet, maar Nora trok een zure mond en keek verwijtend naar Chris, alsof híj het had gezegd in plaats van haar nicht. Was het een tour de force van Nora, wilde ze Lou alleen maar gebruiken, en liep hij daar zo maar argeloos in? Opeens amuseerde het hem. Als Koppenol erachter kwam dat ze een rijke boerendochter was, zou hij waarschijnlijk ernstig zijn best doen, en dan kreeg hij de kous op de kop, en Chris zou als lachende derde toekijken, zwijgend genietend van een eindelijk gestilde, oude wraaklust. Jammer, dat hij het dan Tera nooit zou kunnen vertellen.
- Komen we allemaal de volgende week terug?, vroeg Lou.
- Natuurlijk, zei Nora.
Een week voordat ze werkelijk vertrokken, werd hij bij burgemeester Bernegau geroepen, die hem afwezig in zijn kamer liet en hem daarop dadelijk kortaf vroeg of hij er voor voelde bovenmeester Kramer op te volgen als die het volgend schooljaar met pensioen ging, en Chris zei overrompeld ja. Maar onderweg naar huis had hij er spijt van zo vlug een definitief antwoord te hebben gegeven. Had hij nu zijn hele verdere leven vastgelegd? De voldane glimlach van zijn moeder bracht hem nog het meest aan het twijfelen.
| |
| |
- Moet je dan ook in het huis van de bovenmeester wonen?
- Ik weet het niet..., wat moet ik doen in zo'n grote woning alleen? Maar in de Ardennen had hij toch het zelfbewuste en tevreden gevoel, dat hij iemand was in zijn dorp, een autoriteit, ze wilden hem daar houden. En hij dacht weer aan zijn moeder en het huis van de bovenmeester en hij vroeg zich af, of hij nu niet ernst moest gaan maken met Nora.
Gezond en gebruind en zonder ruzie kwamen ze platzak weer thuis, nauwelijks op tijd, want een week later brak het onweer van de oorlog boven Polen los, en boven heel Europa. De tijd voor vrolijke vacanties zou voor een lange tijd voorbij zijn, en er begon een lauw, neutraal afwachten.
Was het achteraf maar niet het beste, dat hij ja gezegd had tegen de burgemeester? Toch kon hij een gevoel van gevangenschap niet van zich afzetten, en het was ook daarom dat hij voorlopig maar afzag van de onderwijzerswoning. Een week later, toen Herman werd opgeroepen voor de militaire dienst, had hij daarvan al weer spijt.
- De zaken staan zoals ze staan, zei Herman, Nol kan het wel aan, maar hou jij nou de boekhouding bij zolang. Je kunt er Lize niet mee opknappen.
- Het komt wel goed, zei Chris, en hij gaf hem een stevige hand. Van toen af kwam Lize bijna elke nacht bij hem, het maakte hem onrustig, en het werd nu belangrijk zich opvallend met Nora Paulissen te laten zien. Na een toneelrepetitie vroeg ze:
- Weet je, dat Lou heeft gesolliciteerd naar die betrekking op het gemeentehuis?
Dat ontstelde hem, maar hij keek haar effen aan, glimlachte daarna en zei:
- Dat zou wel eens een gezellige winter kunnen worden.
- Denk je?, vroeg ze onzeker. Wist ze toen al, dat Lou helemaal niet had gesolliciteerd, maar dat hij juist bezig was voor een baantje in Amsterdam? Of hoorde ze dat pas veel later, zoals hijzelf?
Het werd geen gezellige, maar juist een harde, bitterkoude winter, die de huiveringen van Finland door de dagen dreef. Onheil kristalliseerde in de lege lucht, de sneeuw was zonder
| |
| |
pret. Herman schreef vloekende brieven over nachtelijke oefeningen, waarbij de adem hem in de keel bevroor, er lagen er al met longontsteking, en ook onder de burgers hoorde men veel van ziekte, maagklachten en hoofdpijn, of misschien was dat enkel zo in Chris' omgeving: Lize klaagde nu en dan over pijn in de keel, en zijn vader kwam zeggen, dat Chris' moeder zich nu eindelijk zou laten opereren. Dadelijk na de operatie ging hij haar bezoeken, het was vreemd te denken, dat hij eens uit dat kleine, gele mensje was gekomen, en met een bruusk gebaar zette hij zijn grote fruitmand op haar tafeltje.
- Ga je vanavond nog weer terug?, vroeg ze.
- 't Is niet zover.
- Pas op. 't Is zo koud en zo glad.
De volgende morgen ging zeer vroeg de telefoon, en Lize kwam met een nerveus gezicht terug: - Je vader, zei ze.
- Zeg jij het maar, zei hij ijzig.
Ze zei: - Ze is dood, een embolie...
Voor het eerst in hun leven eendrachtig stonden An en hij naast elkaar op het kerkhof in die barre februarimorgen, met tranen die bevroren voor ze de mondhoeken bereikten, en Chris dacht aan die gelukkige jaren van voor '30, en aan de misère daarna, en hij zag zijn moeder weer gebogen zitten over zijn ondergoed, en het speet hem oprecht voor haar, dat hij haar geen kleinkind had gegeven, meer had er tenslotte niet aan haar trots ontbroken. Hij ging terug met het vaste voornemen een andere kamer te zoeken, zodat hij eerlijk bij Nora zou kunnen aankomen. Maar thuis dacht hij al niet meer aan haar: Lize, die zag hoe bleek van de kou hij was, zette dadelijk water op voor een rumgroc en begon hem de voeten te wrijven. Hij nam haar op zijn knieën en zoende haar, en ze zei: - Ik hou toch zoveel van je, Chris. We hebben het toch zo goed met elkaar...
Hij ging zonder enig rouwvertoon nog dezelfde week naar de toneelvereniging; hij had woorden met Nora, die maar niet begrijpen wou hoe ze een bepaalde zin moest zeggen, en hij zei kwaad tegen haar tegenspeler:
- Hou jij nu ook je mond, want hij maakte haar steeds aan het
| |
| |
lachen. Hij had geen zin haar na afloop naar huis te brengen, en Maria Bossina zei tegen hem: - Dat kun je niet doen!, ze zit er gewoon op te wachten dat je haar vraagt.
Hij zei kwaad: - Je bent mis, geld trouwt hier alleen met geld.
- Je hebt zand in je ogen, Chris. Maar misschien is 't beter zo.
- Waarom?, vroeg hij achterdochtig.
- Kijk maar uit, zei ze, en meer wou ze er niet van zeggen.
Hij kon het Lize niet vragen, ze vermeden het altijd te praten over Nora Paulissen, maar op een schemermiddag vroeg hij als terloops in de garage aan Nol, wat er met de Paulissens aan de hand was, en die zei: - Ik denk, dat het de politiek is...
Waarom was daarvan nooit iets tot hem doorgelekt? Was het dorp in het ongewisse gebleven over hoe hijzelf over bepaalde zaken dacht? Hadden ze geen notie van hem kunnen krijgen omdat hij zich steeds had onttrokken aan roddel en intrige? Of had hij de indruk gewekt, dat hij uiteindelijk alle kanten uitkon? Zag men iemand in hem die van twee wallen vrat? Was zwijgzaamheid dan toch niet altijd een kwaliteit?! Vragen, vragen en geen antwoorden. Maar één ding was wel duidelijk: dat zijn fascinerende spel met Nora Paulissen afgelopen was, de betovering was verbroken. Voor de buitenwereld speelde hij daarna, dat zijn kleine twist op de repetitie aanleiding was voor de verkoeling, en hij kwam er niet achter wat men daarvan geloofde. Hij hoorde van Nol, dat de familie van Katrien boven alle verdenking stond, en van toen af nam hij haar 's zaterdags dikwijls mee naar de stad, waar ze een cursus voor apothekers-assistentevolgde. Eenmaal, opeen dag na een koele toneelrepetitie, belde Nora hem nog op om te vragen of hij meeging naar een feestje, maar hij zei, dat hij het te druk had met een komend examen, het werk voor de vereniging was hem eigenlijk al teveel. Hij bleef inderdaad 's avonds thuis, bij zijn boeken, terwijl Lize zich als in een verdoving werkte door een fantastische roman in wekelijkse afleveringen, waarop als premie een prima, lichtgevende wekker met garantie stond, zoals de bon beloofde. Soms bleef zijn vader een avond over, om met Nol zijn antieke boel voor verzending gereed te maken, en later was de woonkeuken een vredig eiland vol tevreden- | |
| |
heid, met geuren van koffie en versgebakken appelcakes.
Toen kwam die meimaand met zijn warme, verschrikkelijke pinksterdagen, de verwarrende stemmen door de radio, de angstaanjagende soldaten en de ijle, uitputtende stilte op de vijfde dag, het land had zijn grenzen verloren en was in een niets uitgevloeid. En eindelijk arriveerde het bittere, definitieve bericht: Herman Olivier was gesneuveld aan de Rijn.
Een maand lang sliepen Lize en Chris daarna niet samen, en de eerste warme zomernachten brachten weinig meer dan wroeging, de wereld was voorgoed veranderd. Beneden in de garage liet Nol zijn bas niet meer horen, overal was er een veelzeggende stilte, die dieper werd naarmate de bomen dorder ruisten, en de vogels wegvlogen naar een warme vrijheid. Viel de herfst eerder dat jaar? Toekomstloos gefluister klonk samen met het vallen van de blaren, het dorp verstarde in een scheiding van fout en goed, eerst nog onzichtbaar, onhoorbaar, maar daar kwamen al de uniformen van de verraders, klonken al in de nacht nieuwe laarzen. Ook de Paulissen gaven toe tot het andere kamp te behoren, honderd hectaren gingen naar de vijand, zo voelde Chris het, maar hij dacht het zonder wrok, eerder met trots dat hij aan dat gevaar ontkomen was. Zijn omgang met Nora had zijn verleden vertroebeld, het werd tijd orde op zaken te stellen, en een duidelijk man te worden voor de goeden van het dorp. Hij zocht contact voor bevrijdende gesprekken tussen vier muren; hij merkte, dat men hem vertrouwde, het vermogen zijn mond te houden werd nu gezien als een sterke eigenschap. Hij wilde een beslissing nemen voor de toekomst, hoe ongewis die ook was, besluiten wat hij nog zou studeren, hoe hij zijn leven verder zou leven tot het einde van de oorlog, want pas daarna zou het eigenlijke bestaan beginnen. Maar een aantal beslissingen waren zo moeilijk, dat hij bijna lusteloos werd, en Lize begreep wel waarom. Ze spraken er niet over. Eenmaal vroeg ze alleen: - Je blijft hier toch wel op het dorp?, en hij zei als verrast en opgewekt: - Maar natuurlijk. Weet jij een betere plek voor me?
Ze trok met de schouders en liep op haar sloffen naar de keuken, al een ouder wordende vrouw, een weduwe met geld. Nie- | |
| |
mand in het dorp zou het vreemd vinden als ze een paar zouden worden, het leeftijdsverschil speelde geen rol, ze waren beiden nette mensen. Maar hoe zou het gaan met Chris Ottolanders eigenlijke bestaan, dat hij ergens in een ruimere wereld had geprojecteerd, in kringen van aanzien, vlak bij de mensen die het voor het zeggen zouden hebben, mannen van naam.
Hij was niet eens geschokt, toen Lize zo maar op een dag zei: - Je vader heeft me vanmiddag gevraagd, wat zal ik doen?
Hij keek haar lang aan en zei, zonder de blik van haar af te wenden: - Doe het maar..., en hij zag daarna een klein, glinsterend spoor langs haar neus.
- Je kunt hier best blijven, zei zijn vader naderhand, alleen...
- Natuurlijk, zei Chris.
- Zo is het het beste voor iedereen, zei zijn vader.
- Ja, zei hij. Hij had het dankbare gevoel, dat zijn vader hem uit een impasse had geholpen.
Diezelfde avond stapte hij op zijn fiets om Katrien eens op te zoeken, ze zou nu voorlopig wel niet naar Java gaan.
|
|