Zwart goud(1942)–Rob Delsing– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 39] [p. 39] Christusbeeld 'k Zie vliegenstipjes op het INRI van 't zoo smaakloos beeld, een van de duizenden, die de fabriek verlieten, en dat thans hangt, bestoven en vergeeld, boven mijn bed; en 'k mag ervan genieten, bewonderen den smaak der brave christenheid, een godheid die moet sieren kamers en vertrekken, goedkoop verkrijgbaar in bazars, voor dezen tijd net goed genoeg om portmenaies te spekken. ... Maar 'k zie hem toch niet als ik laat ga slapen - onder 't haastige ontkleeden, ik laat hem in den steek, en dit verraad verwoest niet eens mijn zielevrede. Gij aan mijn hoofdeind kwam ons zoogenaamd verlossen, ongeveer tweeduizend jaar geleden. Gij had alreeds verloren voor gij kwaamt, verloste slechts die met u leden, streden... Maar hoe zijn wij weer in den steek gelaten - ach, in mijn bitterheid zou ik u kunnen haten. O crucifix, gehangen aan den muur, machine-ding, dat voor mij nooit zal leven, ik mis in u de liefde, mis in u het vuur, verloren is uw ziel, de vliegenstipjes bleven en 't houten ding dat in mijn kamer hangt, terwijl mijn ziel rijp is en verlangt. Vorige Volgende