Zwart goud(1942)–Rob Delsing– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 36] [p. 36] De dichters Waar de anderen hun geloof verloren daar willen wij opnieuw apostel zijn, wij brengen ons geloof, en ieder zal ons hooren en ieder die verstaat, zal bij ons welkom zijn. Wij willen niet op dorre hoogvlakten verleppen, het is het eigen volk, dat ons de krachten geeft om sterk of groot te zijn en te herscheppen wat in de Dietsche ziel, in onze harten leeft. Niet in het cynische graniet, niet in de nuchtere droogte, niet in den killen troost der zelfgenoegzaamheid, niet in een doelloos dwalen op een schoone hoogte ligt de bekroning van ons werk en onzen strijd. Maar in de eigen pijn als kameraden lijden, maar in ons aller vreugd of rouw en droefenis, maar in den strijd, waarin ook wij mee mogen strijden en in de overwinning, die ook onze zege is. Wat niet uit liefde werd geboren doet ook bij 't sterven niemand pijn slechts zij, die liefhebben zijn uitverkoren om van een volk leider of tolk te zijn. Niet wenden wij ons af van hen, die nog niet weten, niet staan wij ver van hen die niet verstaan: wij zullen bouwen, stug, verbeten, wij zullen onvermoeibaar bruggen slaan. [pagina 37] [p. 37] Wij komen tot u, Dietsche mannen, vrouwen, met 't schoonst geschenk, dat onze liefde heeft en wijden u ons werk, met vreugd en met vertrouwen als loten van één stam, die alle leven geeft. Vorige Volgende