Zwart goud(1942)–Rob Delsing– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 34] [p. 34] Aan den onbekenden werklooze Opgedragen aan de humane democratische pers Makker, onbekende kameraad, hoe vaak kom ik je tegen in het gewemel van menschen op straat? Is het één maal, honderd maal, duizend maal? Hoe kan ik het weten als je uniform zoo grauw is en je leed zoo ongekend en zoo verzwegen? Vrees niet, schrik niet, ik zal zoet zijn noch week, daarvoor zijn de kranten, want, verheug je met mij: men begint je te kennen, ja, men begint je te kennen: Ze weten je leed en houden hun preek met een opwekking tot goed-zijn er gratis bij. Jij, jìj bent het, die thans de kolommen vult, aan jòu worden kostbre minuten besteed; hoe kennen ze jou en je vrouw en je kind, hóór je dan niet het leed in hun stem, voel je de zweep van het ongeduld en de woede die hun schrijven deed, recht uit het hart dat sociaal je bemint en opstandig wordt bij onrecht en leed? Wéés dan verheugd en lees dat men jou en je zorgen kent; wordt niet ieder woord een sociale daad? [pagina 35] [p. 35] Maar wat bracht je dit schrijven van jaren op jaren, wat bracht je het meelij, wat bracht je het stelsel voor anders nog, dan dien hoon en die smaad? Wees dan niet langer ongekend, kom los uit de straat en bouw aan een staat, waar het Recht de gelegenheidsliefde verdelgt en arbeid verdringt de krantenkolom vol braaf vertoon! Ja, kom dan in opstand gloei dan van opstand, wees hard met ons als het leven zelf en sla, en sla, makker, sla op het medelij: - - over het slib en het slijm van dien praat baan je een weg naar de dageraad onbekende makker, kameraad! Vorige Volgende