Het kasteel van 's-Gravendeel(ca. 1949)–Emile Delrue– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende De Grafelijke koets. De stormwind was bedaard, De koets stond nog te wachten, En Griet, de Keukenmeid, Van d'inbraak nog bezield, Met Joris, de koetsier, Over dit nacht'lijk reisje, Met veelzeggend gebaar, Een conferentie hield. 't Was ijselijk ook voor haar; Van schâ nog maar gezwegen, Had haar reeds teer gestel Een lelijke tik gekregen. Aan zenuwen had zij Nog nimmer ooit geloofd, Maar nu, haar ogen, ach!!! Die draaiden in haar hoofd. Nog wilde zij haar hart Aan Joris verder luchten, Die al haar maagd'lijk leed En diep geslaakte zuchten Ontroerd had aangehoord, Toen uit de poort, Fier stappend, blij van zin, De Graaf weer kwam met de Gravin. De paarden steigerden en vlug Reed men naar het Kasteel terug. Vorige Volgende