Heike Kamerlingh Onnes. Een biografie
(2005)–Dirk van Delft– Auteursrechtelijk beschermdDe man van het absolute nulpunt
[pagina 483]
| |
31 Keerpunt wereldoorlogDe revolverschoten die op 28 juni 1914 in Sarajevo het leven beëindigden van de Oostenrijks-Hongaarse troonopvolger Frans Ferdinand en zijn gemalin, konden Kamerlingh Onnes er niet van weerhouden ook die zomer af te reizen naar de Zwitserse Alpen. Niemand in Nederland dacht serieus aan een oorlog, laat staan een wereldoorlog. Neergestreken in het Grand Hotel in Baden, schreef Onnes aan Van der Waals dat zoonlief Albert zich de laatste week van juli bij hen zou voegen.Ga naar eind1 Eigenlijk had die eind augustus in dienst gemoeten, maar ‘wegens een onbeduidend gebrek’ - platvoeten - was hij afgekeurd en hoefden Onnes en Bé gelukkig niet eerder naar huis. Op het programma stond een ‘nakuur’ in Klosters, niet ver van Zürich. Dat bood een mooie kans Pierre Weiss op te zoeken, die een jaar onderwijsverlof voor de boeg had en dat buitenkansje ongetwijfeld ging benutten om in Leiden ‘enige magnetische kwesties bij lage temperatuur tot oplossing te brengen’. Drie dagen later stelde de dubbelmonarchie boosdoener Servië een vrijwel niet in te willigen ultimatum en op 28 juli verklaarde Oostenrijk zijn buurland de oorlog. Toen Rusland algeheel mobiliseerde reageerde Duitsland, dat zich bedreigd voelde, met het openen van een oostfront. Ook Frankrijk, dat een verdrag met Rusland had, werd de oorlog verklaard. Bij hun inval namen de Duitsers een omweg (teneinde het Franse vestingsysteem Verdun-Belfort te vermijden) en op 4 augustus werd de Belgische neutraliteit geschonden, met als dieptepunt de brand in Leuven die op 24 augustus de vermaarde universiteitsbibliotheek verwoestte. Na de aanval op België verklaarde op zijn beurt Engeland de Duitsers de oorlog. Ruim vier jaar zou la Grande Guerre, waarin ook Italië, Bulgarije, Roemenië, Griekenland, het Ottomaanse Rijk, Japan en de Verenigde Staten meegezogen werden, de aarde in brand zetten. Totaal aantal slachtoffers: ruim negen miljoen. Zodra het in Duitsland misging vluchtten Heike en Bé halsoverkop naar Nederland. Weer veilig thuis, en nog enigszins van slag, kreeg Zeeman het verhaal van die terugreis met hindernissen in geuren en kleuren opgedist. | |
[pagina 484]
| |
De reis van Zwitserland, waaronder het trachten met den laatsten trein, die in Schaffhausen nog de grens overging, het reizen door de mobilisatiedagen van 1 en 2 Augustus heen, met de voortdurende angst, dat de treinenloop zou worden gestaakt door onverwachte militaire eischen, van trein tot trein een deel van de weg afleggen gelukkig om al nu iets dichter bij patrie te komen, het voortdurend dringen en vechten om plaats, de ellende aan onze grenzen en dan de paniek die in de trein hier was losgebarsten, dit alles heeft mijne vrouw veel kwaad gedaan waarvan zij niet slechts langzaam herstelt.Ga naar eind2 Zoals iedereen in Nederland, de regering niet uitgezonderd, was Onnes door het uitbreken van de oorlog totaal verrast. ‘Tot het laatste oogenblik,’ schreef hij Lorentz, ‘had ik gedacht dat de misdaad tegen de menschheid die nu gepleegd wordt had kunnen worden voorkomen.’Ga naar eind3 Direct na het uitbarsten van de vijandelijkheden had Onnes uit Duitsland bericht gekregen van Voigt, Wien en Lenard. De laatste liet zijn apologie van het Duitse handelen vergezeld gaan van een fel anti-Brits pamflet, in de euforie van nationale solidariteit in één ruk geschreven.Ga naar eind4 Sinds J.J. Thomson verzuimd zou hebben om Lenards werk aan kathodestralen correct te citeren, had de experimentator uit Heidelberg een buitensporige aversie ontwikkeld jegens de Britten én de theoretische natuurkunde. In zijn pamflet stelde Lenard de Britse onaangekondigde interventie aan de kaak. Hij eiste dat het continent het heerszuchtige gedrag der Britten, die de Fransen en de Russen ten eigen bate tegen de Duitsers zouden hebben opgezet, zou beantwoorden met het instellen van een intellectuele blokkade. ‘Wat moet men daarop nu antwoorden?’ schreef Onnes aan Zeeman. ‘En dan na Leuven? En dan na de gijzeling van Solvay? En dan na de [deels verwoeste] kathedraal van Reims?’ Overigens zou Onnes in 1914 gewoon een kerstkaart naar Lenard sturen met ‘de goede wensen voor het nieuwe jaar’.Ga naar eind5 Onnes stond een strikte neutraliteitspolitiek voor en om geen der strijdende partijen een ‘voorwendsel’ te bieden ‘ons als haar minder welgezind te beschouwen’ en zo ‘het volksbestaan in gevaar te brengen’, ging hij niet in op een verzoek van De Groene Amsterdammer om een stuk te schrijven naar aanleiding van de verwoesting van de bibliotheek in Leuven - Lorentz deed het wel. ‘Ik vrees zo,’ schreef Onnes aan hoofdredacteur Wiessing, ‘dat er genoeg kwesties zich zullen voordoen, waarbij het wenschelijk is, dat de strijdende partijen de overtuiging hebben dat wij allen goedgezind zijn, doch aan onze neutraliteit niet laten raken en ons tegen den indringer tot het uiterste zullen verdedigen [...].’Ga naar eind6 Met Lorentz nam Onnes half oktober de laatste ontwikkelingen door. De Franse Nobelprijswinnaar Richet was door de Duitsers krijgsgevangen ge- | |
[pagina 485]
| |
maakt en het idee was dat Lorentz en Onnes in Berlijn bij hun collega Warburg zouden aankloppen om steun voor vrijlating. Verder was Onnes op zoek gegaan naar pacifisten onder Duitse fysici. Meer dan Ostwald en Förster, ‘die wat verder van ons af staan’, leek Ferdinand Braun uit Straatsburg geschikt om aan te schrijven. Op dat moment waren de eerste gesneuvelde collega's een feit. ‘Wat zullen er in Duitschland een hoop goede kerels aangaan,’ schreef Gilles Holst op 30 september. ‘Baedeker was meen ik de eerste en in 't laatste nummer van het Physikalische Zeitschrift staat al een heel rijtje. Ik hoop dat wij van die fraaiigheden gespaard zullen blijven.’Ga naar eind7 Tot de gesneuvelden behoorden Fritz Hasenöhrl (Wenen) en Max Reinganum (Freiburg), twee oud-assistenten van Onnes en snel opgeklommen tot hoogleraar - over Hasenöhrl schreef Onnes in de nrc van 19 oktober 1915 een necrologie. Walther Nernst, die zodra de oorlog uitbrak zijn Berlijnse laboratorium in de steek liet, dienst nam bij het corps chauffeurs en na het stuklopen van de blitzkrieg voor Parijs de conclusie trok dat de oorlog verloren was, verloor zijn beide zoons aan het front.Ga naar eind8 Wat bij wetenschappers in de geallieerde landen kwaad bloed zette was de Aufruf an der Kulturwelt, oktober 1914 opgesteld, in tien talen vertaald en op grote schaal verspreid. ‘Aan de beschaafde wereld!’ begon het pamflet. ‘Wij, vertegenwoordigers van Duitse kunst en wetenschap, protesteren ten aanzien der gehele beschaafde wereld tegen de leugens en de laster, waarmee onze vijanden Duitslands schone zaak in de zware ons opgedrongen strijd om het bestaan in het slijk trachten te sleuren.’ Zo ging het nog een tijdje door, waarna een ‘Het is niet waar’ - refrein werd ingezet: ‘Het is niet waar dat Duitsland schuld draagt aan deze oorlog. [...] Het is niet waar dat wij boosaardig de neutraliteit van België geschonden hebben. [...] Het is niet waar dat onze troepen met ruw geweld tegen Leuven optraden. Met bezwaard hart moesten zij door een gedeeltelijke beschieting der stad wraak nemen op de razende bevolking, die hen arglistig in hun kwartier overviel. [...] Het is niet waar dat de strijd tegen ons zogeheten militarisme geen strijd tegen onze cultuur is.’ En tot besluit: ‘Gelooft dat wij deze strijd ten einde zullen strijden als een cultuurvolk, waarvoor de nalatenschap van een Goethe, een Kant, even heilig is als huis en haard. Daarvoor staan wij in met onze naam en onze eer.’ Was getekend: 93 coryfeeën op het gebied van Duitse wetenschap en cultuur, waaronder Fritz Haber, Felix Klein, Philipp Lenard, Walther Nernst, Wilhelm Ostwald, Max Planck, Wilhelm Röntgen, Arnold Sommerfeld en Wilhem Wien. Opvallende afwezigen: Albert Einstein, die april 1914 door Nernst en Planck naar Berlijn was gehaald, en de wiskundige David Hilbert. Einstein kwam met zijn weigering weg omdat hij | |
[pagina 486]
| |
Zwitsers staatsburger was; Hilbert, van Pruissische komaf, trof het slechter en werd door zijn studenten voor verrader uitgemaakt.Ga naar eind9 Reacties van Britse en Franse zijde op de Aufruf waren niet minder nationalistisch van toon en deden het ergste vrezen voor de toekomst. The Times kwam binnen een week met een petitie die steeds wel waar zei en ondertekend was door zo'n 150 intellectuelen. In Frankrijk verscheen in 1916 Les Allemands et la Science, een bundel artikelen van intellectuelen en cultuurdragers. Emile Picard, secretaris van de Académie Française, vatte de boodschap samen: ‘Slechts zelden zijn originele en vruchtbare ideeën voortgebracht door de Duitsers’. Ook liet de Fransman in zijn bijdrage alvast zijn gedachten gaan over wat er na de oorlog moest gebeuren. ‘Wat het intellectuele leven betreft,’ aldus Picard, ‘zijn wij van mening dat het wenselijk is dat zo snel mogelijk elke intellectuele band met Duitsland verbroken wordt, want het blijft de vijand van morgen die alleen maar denkt de vandaag gemiste kans ooit te benutten. [...] Ten aanzien van de internationale congressen zal een hervorming doorgevoerd worden. Zoals ze waren, waren ze een springplank voor het germanendom. Het zal ons, naar men mag hopen, lukken samen met onze bondgenoten en vrienden congressen te organiseren waarvan Duitsland is uitgesloten, omdat het zich door zijn barbaarsheid buiten de kring der beschaafde naties heeft geplaatst.’Ga naar eind10 Profetische woorden. De wereldoorlog betekende voor Onnes een streep door de rekening. Was hem in februari, op het feestelijke Parijse déjeuner dat de Association Internationale du Froid hem ter ere van zijn Nobelprijs had aangeboden, nog een inschrijving op het Leidse cryogeen laboratorium van 100.000 franc in het vooruitzicht gesteld, die zilvervloot was jammerlijk getorpedeerd. ‘Voor het laboratorium is deze oorlog een vreselijke slag,’ beklaagde Onnes zich half augustus bij Lorentz. De internationale inschrijving ten behoeve er van was juist in beweging gebracht. Alles wat daarmeede samenhangt wordt natuurlijk vernietigd en daarmee valt allerlei, dat ik op 't punt was voor Leiden te bereiken. Onafzienbaar zijn nu de moeilijkheden om het laboratorium in gewonen gang te houden. Het dreef geheel op een steeds toenemende reeks hooge voorschotten, die ik niet meer kan geven. Je begrijpt wel hoeveel zorgen dit meebrengt.Ga naar eind11 Dezelfde dag schreef Onnes naar Texel dat Keesom gerust bij zijn familie kon blijven daar het laboratorium pas op 1 september zou openen ‘en dan ook slechts met vereenvoudigde dienst’. Opnieuw was er zorg om de oorlog. ‘Ook voor het laboratorium komen zware tijden. Het geld voor het dienst- | |
[pagina 487]
| |
jaar is reeds met heel veel overschreden. De kans het voor het laboratorium in het buitenland ingetekende geld, waarop voor de regeling onzer schulden was gerekend, te ontvangen is voorloopig natuurlijk verkeken.’ Ook privé was het mis: ‘En mijn eigen kapitaal en inkomsten hebben onder de tijdomstandigheden een zware klap gekregen, die ons zelfs tot ingrijpende bezuinigingen in ons huishouden dwingt.’Ga naar eind12 Vijf weken later was de situatie niets verbeterd en somberde Onnes tegenover Zeeman verder: ‘Met grote moeite is het alleen nog maar mogelijk een enigszins doeltreffend beheer te voeren. Het zijn met recht donkere tijden. Zoo zie ik, voorloopig althans zeker, geen kans om aan extra assistenten zoals vroeger te denken.’Ga naar eind13 In de personele sfeer hakte de oorlog er stevig in. Door de mobilisatie miste Onnes 1 ½ assistent, 2 amanuensissen en 2 leraren van de instrumentmakersschool.Ga naar eind14 Praktische examens voor leerlinginstrumentmaker en vakantiecursussen werden in 1914 afgelast, Communications vonden nog maar beperkt hun weg naar het buitenland en eind 1915 werd het drukken zelfs tijdelijk gestaakt.Ga naar eind15 Na de Duitse inval in België was Jules-Émile Verschaffelt, docent aan de Vrije Universiteit te Brussel, naar Leiden gevlucht, waar Onnes zich over hem ontfermde en zijn vroegere assistent per 1 januari 1915 een aanstelling bezorgde. Minder gecharmeerd was hij van de komst van Marcel Minnaert, een flamingant die de Duitse bezetting van België als voertuig zag om in Gent het ideaal van een Vlaamse Hogeschool te verwezenlijken. Ter voorbereiding op een Gents professoraat in de natuurkunde was Minnaert naar Leiden afgereisd om er - vooral van Ehrenfest - het vak te leren.Ga naar eind16 Onnes uitte zijn afkeer van een Vlaamse Hogeschool in een zorgvuldig geformuleerde maar niettemin openhartige en politiek geladen brief aan Arnold Sommerfeld. Onderwerp was de vraag of Keesom zou voelen voor een post in Gent - Sommerfeld had de zaak op 18 mei 1916 bij collega Onnes aangekaart in opdracht van de ‘Genter Studienkommission’. Op zich was Keesom beschikbaar: zijn benoeming als opvolger van Einstein in Zürich, die Onnes als ‘vaststaand’ zag,Ga naar eind17 was door de oorlog verijdeld - de zoveelste tegenslag voor de conservator. In zijn antwoord aan Sommerfeld zei Onnes, na eerst de hervatting van het zenden van de Leidse Communications te hebben aangekondigd, dat Keesom een ‘ruf’ naar Duitsland zeker eervol zou vinden, maar Gent was niet aan de orde: de Vlamingen zouden tegen zijn. Lorentz, zo voegde Onnes eraan toe, dacht er net zo over. Het punt was dat ‘een universiteit een stukje volksziel in zich herbergt’. Onnes stond sympathiek tegenover de gelijkberechtiging van het Vlaams, maar een Vlaamse universiteit moest binnen het kader van de Belgische wetgeving gestalte krijgen en niet door bemoeizucht van buitenaf. | |
[pagina 488]
| |
Waarna Onnes de Nederlandse neutraliteit uit de doeken deed. Geleerden als hij, zo moest Sommerfeld begrijpen, hadden onder beide strijdvoerende partijen vrienden. Wanneer wij zonder aanziens des persoons bij onze vrienden opkomen voor vrijheid en gerechtigheid, handelen wij slechts overeenkomstig de eer en plicht die mannen van de wetenschap immer na te komen hebben. In een zaak als deze draagt aan het vellen van een trefzeker oordeel bij dat vrijheidsliefde een eerste karaktertrek van ons volk is. Die trek tonen wij ook nu weer, wanneer we ons op het uiterste voorbereiden om onze onafhankelijkheid, indien noodzakelijk, wat God verhoede, tot op de laatste druppel bloed te verdedigen. Bekijk het eens van de menselijke kant, raadde Onnes zijn collega uit München aan: alle kans dat Sommerfeld zijn mening zou herzien en ook zou vinden dat Hollanders in Gent geen Vlaamse colleges moesten gaan geven als de Vlamingen zelf er geen heil in zagen. En Onnes besloot: ‘Mijn vrouw en ik zijn begaan met al het leed dat u omringt, wij hopen innig dat persoonlijk leed dichtbij huis u en de uwen bespaard blijft.’Ga naar eind18 Sommerfeld had waardering voor het Leidse standpunt en stuurde de brief door naar Wien: ‘Der beiliegende Brief von Kam. Onnes wird Sie interessieren und erfreuen.’Ga naar eind19 | |
Verbouwing en uitbreidingAan het Steenschuur viel voor conservator Crommelin na het uitbreken van de oorlog geen normaal beheer meer te voeren. Beide hulpcustossen waren onder de wapenen, Berlijnse leveranciers als Kahlbaum en Coehius konden opeens geen zwavelzuur of nieuwzilver meer leverenGa naar eind20 en extra activiteiten werden noodgedwongen afgeblazen. Al in september 1914 moest Crommelin leraren en collega's die om vloeibare lucht kwamen vragen nee verkopen: ‘Vanwege verbouwing en ook met het oog op de tijdsomstandigheden (zuinigheidsmaatregel) staat het cryogeen laboratorium thans geheel stil en dat wel voor geruimen tijd nog, naar ik vermoed.’Ga naar eind21 Met die verbouwing doelde Crommelin op het nieuwe lokaal voor proeven met vloeibaar helium en een barak in de tuin voor het laboratorium. In die laatste kwamen kamers voor teken- en administratiewerk, voor de hoogleraar Kuenen, voor conservator Crommelin en voor de bibliotheek.Ga naar eind22 Dat alles gaf een hoop rompslomp en het terugdraaien van de zwaarbevochten salarisverhoging voor het technisch personeel (waaronder ƒ 300 voor Flim en ƒ 500 voor beide conservatoren) na het uitbreken van de oorlog, bij wijze van rijksbezuinigingsmaatregel, zal de stemming er niet vrolijker op hebben | |
[pagina 489]
| |
gemaakt.Ga naar eind23 Toen in 1917 bovendien de brandstof op rantsoen ging, kwam het personeel ook nog eens in de kou te zitten. Alleen het gebouwtje voor theoretische fysica werd verwarmd en bij al te strenge vorst werd op zaterdag of in de kerstvakantie niet gewerkt. Ook besloot Onnes zijn stoommachine te vervangen door elektromotoren van 30 en 10 pk. De vereiste hinderwetvergunningen gaven ditmaal geen last: Einthoven kon er alleen maar baat bij hebben. De kou in het laboratorium en de onbereikbaarheid van de Zwitserse en Zuid-Duitse kuuroorden deden Onnes' gezondheid geen goed. Altijd moest hij oppassen en vaak was hij in het laboratorium afwezig. April 1917 liep hij zo'n koppige bronchitis op dat hij de rest van het jaar Huize ter Wetering niet meer uit mocht en per brief en telefoon conservator Crommelin instrueerde.Ga naar eind24 ‘De bronchitis heeft mij dit maal meer dan anders aangepakt,’ excuseerde Onnes zich bij Zeeman voor zijn zoveelste afwezigheid op een Akademievergadering, ‘en daar wij helaas Zwitserland - dat ik al een paar jaren zeer mis - niet achter de hand hebben moet ik zorgen dat elk spoor verdwenen is [...].’Ga naar eind25 Weliswaar kon Heike altijd terecht in de villa van Menso op een duin aan de Katwijkse noordboulevard, maar dat was ‘wel een geheel ander leven dan andere jaren in de bergen’.Ga naar eind26 Januari 1918 was Onnes in zoverre hersteld dat hij bij redelijk weer naar het laboratorium mocht, mits hij per rijtuig ging en iedere inspanning meed. Voorzichtig hervatte hij zijn college voor gevorderde studenten, zij het voorlopig bij hem thuis in de studeerkamer. Door de oorlog liep het buitenlands bezoek aan het Steenschuur drastisch terug. Slechts een enkeling streek voor kortere of langere tijd in Leiden neer, te weinig om het internationale karakter van het cryogeen laboratorium gestand te doen. Verschaffelt, een oude bekende, bleef tot 1919 en deed een serie onderzoekingen naar de inwendige wrijving van vloeibare waterstof, aan de hand van een torsieslinger met een bol. A.L. Clark uit Toronto kwam voor enkele maanden over en publiceerde met Kuenen over kritische verschijnselen. Julio Palacios Martinez uit Madrid ten slotte bleef twee jaar en hield zich bezig met isothermenbepalingen van neon, waterstof en helium. Voor de rest was het kommer en kwel met de buitenlandse inbreng. Wel bracht de cursus 1914-1915 visites van Frederick Lindemann en Ernest Solvay. De eerste was op weg van Berlijn, waar hij tot de smaakmakende assistenten van Nernst behoorde, naar Londen. In 1919 werd Lindemann hoogleraar in Oxford, waar het Clarendonlaboratorium in 1933 als eerste in Groot-Brittannië vloeibaar helium produceerde,Ga naar eind27 en Churchill zou hem aanstellen als zijn wetenschappelijk adviseur. Industrieel en filantroop Sol- | |
[pagina 490]
| |
vay, weer vrijgelaten door de Duitsers, was een goede vriend van Onnes en had laboratorium en instrumentmakersschool al meermalen geld toegestopt. Ook Albert Einstein kwam oktober 1916 op uitnodiging van Paul Ehrenfest twee weken naar Leiden - een reis die heel wat voeten in de aarde had. Onnes overwoog nog Einstein op diens terugreis naar Berlijn ‘Thorium e’ mee te geven voor prof. O. Hönigschmid te Praag, die zo aardig was geweest het Leidse laboratorium een preparaat radium-g (een lood-isotoop) aan te bieden, mogelijk een supergeleider. Maar de ruil verliep via een gezant.Ga naar eind28 De Nederlandse neutraliteitspolitiek deed zich ook gelden in het laboratorium. Toen de Amsterdamse fysica E.I. Smid in Leiden met Crommelin beide Amsterdamse drukbalansen had geijkt tegen de standaard open kwikmanometer (zie hoofdstuk 22), en er behalve een stukje voor de AkademieGa naar eind29 ook gedacht werd aan een publicatie in een buitenlands tijdschrift, stond Onnes erop dat het ‘ter wille van de neutraliteit’ niet alleen aan een Duitstalig maar ook een Engelstalig tijdschrift werd aangeboden, waarbij zijn voorkeur uitging naar Annalen der Physik en het Philosophical Magazine.Ga naar eind30 En toen Palacios Martinez naar Madrid terugkeerde en glaswerk wilde meenemen, gaf dat problemen ‘ivm van oorsprong Duitsche grondstoffen’, zo liet de betreffende instrumentenfabrikant weten. De Spanjaard deed er het beste aan het glas als handbagage mee te nemen.Ga naar eind31 Een jaar later kwam Solvay opnieuw op bezoek en werd toen gefêteerd in Hôtel des Indes.Ga naar eind32 Ook Verschaffelt, Lorentz en Crommelin schoven in Den Haag aan en behalve de slepende oorlog en het Institut de Physique (dat de Solvay-conferenties voorbereidde en subsidies uitdeelde), ging het gesprek ook over een nieuwe Brusselse gift. Na het wegvallen van de diensten van de Physikalisch-Technische Reichsanstalt in Berlijn kwam het, bij gebrek aan een Nederlands equivalent, nogal eens voor dat het Leidse laboratorium het verzoek kreeg röntgenbuizen voor medisch en wetenschappelijk gebruik te repareren dan wel nieuwe exemplaren te blazen. Om die maatschappelijk nuttige maar voor de glasblazerij belastende activiteit in goede banen te leiden stelde Onnes een verzelfstandiging voor. Solvay knikte en kwam met ƒ 2500 over de brug.Ga naar eind33 De wetenschappelijke productie van het Natuurkundig Laboratorium zakte tijdens de oorlog fors in. Enkele assistentplaatsen bleven onbezet en het vertrek per 1 januari 1916 van Keesom naar Utrecht betekende een enorm verlies. Een flink deel van die output kwam voor rekening van VerschaffeltGa naar eind34 en Pieter Geert Cath. De laatste promoveerde eind 1917 bij Onnes op ‘metingen aangaande de temperatuurschaal beneden 0oC’.Ga naar eind35 Lager dan vloeibare waterstof kwam Leiden nauwelijks in de jaren 1914-1919, de heli- | |
[pagina 491]
| |
umliquefactor stond bij gebrek aan heliumgas praktisch droog. Wapenfeit op het gebied van cryogene apparatuur was het bouwen van een waterstofdampcryostaat voor het lastige temperatuurgebied tussen 27 en 55 kelvin.Ga naar eind36 Overigens was het na het uitbreken van de oorlog in het laboratorium van Nernst gedaan met het lage-temperaturenonderzoek. Na terugkeer van het front, Kerstmis 1914, werd Nernst door het Duitse opperbevel op het ontwikkelen van chemische wapens gezet. Maar het gifgas dat hij voor ogen had was de generaals niet dodelijk genoeg en Nernst werd vervangen door Fritz Haber. Die kwam met chloor op de proppen en was erbij toen het 11 april 1915 in Ieperen in het veld werd uitgetest - 5000 doden. Grote opsteker tijdens de oorlogsjaren was de nieuwbouw voor anorganische chemie. Februari 1916 was de kogel door de kerk: er kwam in Vreewijk, waar de organische chemie al in 1901 was neergestreken, een tweede laboratorium, zodat alle scheikundigen weer in elkaars nabijheid verkeerden. Beter laat dan nooit, zal Onnes gedacht hebben, al kon hij het niet laten tegenover de curatoren - en daarmee de minister - de onrechtvaardigheid aan de kaak te stellen van het voortdurend op de lange baan schuiven van de beloofde uitbreiding voor zijn natuurkunde. ‘Wat nu staat te worden verwezenlijkt, kwam ten tijde mijner inaugurele rede ter sprake. [...] Maar ik heb een nieuw geslacht moeten zien opkomen alvorens wat ik meende te mogenAfscheid van de oude collegezaal in 1922. Achter de demonstratietafel staat J.P. Kuenen, als tweede hoogleraar experimentele natuurkunde vooral belast met onderwijs.
| |
[pagina 492]
| |
verwachten zijne verwezenlijking nadert.’Ga naar eind37 Onnes herinnerde eraan dat de minister al in 1889 had beloofd dat ‘binnen een niet [ver]verwijderd tijdstip’ er een ‘geheel nieuw chemisch lab’ zou komen. Na het nijpend ruimtegebrek in de grote collegezaal, waar Kuenen geen kant op kon, te hebben gehekeld, gaf Onnes de regering in overweging ook de anatomie van het Steenschuur weg te halen en met voorrang onder te brengen op het terrein van het nieuwe academisch ziekenhuis. Dat laatste kon wellicht de druk van de ketel halen bij fysiologie, de vierde bewoner van het laboratoriumcomplex tegenover het Van der Werffpark. Einthoven, de hoogleraar-directeur, wilde uitbreiden en vond bij zijn plannen Onnes op zijn weg. Einthoven had zijn nieuwe dreunvrije zaal vlak bij de fysica gepland en gezien ‘de ellende in het verleden’, zo liet Onnes juni 1914 curatoren weten, was dat vragen om moeilijkheden. Temeer daar binnenkort de ‘beweegkracht’ in het Natuurkundig Laboratorium ‘belangrijk groter’ moest worden.Ga naar eind38 Geen millimeter toegeven, dat was de strategie. Vanaf zijn vakantieadres in Baden, twee weken voor de hel losbarstte, zette Onnes zijn campagne voort. Curatoren moesten vooral begrijpen dat vloeibaar helium ‘binnen een paar jaar transportabel’ moest zijn, alleen dan kon het cryogeen laboratorium een ‘internationaal brandpunt’ blijven. Waarop Onnes melding maakte van de inschrijving bij de Association Internationale du Froid: ‘geld uit het buitenland voor onderzoek’.Ga naar eind39 Dat was op 12 juli. Een dag later ging er weer een brief naar de curatoren, waarin nogmaals angst voor ellende en voor belemmering van de uitbreiding van het Natuurkundig Laboratorium werd uitgesproken: ‘ik voel onheil dreigen’. En waarom was trouwens die dreunvrije pijler bij fysiologie al niet veel eerder beter onderheid?Ga naar eind40 Toen voorjaar 1916 duidelijk werd dat inderdaad ook de anatomie op termijn zou verkassen, kon het opmaken van uitbreidings- en verbouwingsplannen van start gaan. Even was er nog sprake van nieuwbouw voor de natuurkunde elders in de stad - de vurige wens van Einthoven - maar Onnes wist de Rijksbouwmeester van die gedachte af te helpen.Ga naar eind41 Het was nu zaak omzichtig te opereren en de regering en het parlement niet voor het hoofd te stoten. Een verzoek om in de nrc-serie ‘Onder de menschen’ te figureren, een artikel waarin ook de ‘karige huisvesting’ aan de orde zou komen en dat begin november 1916 zijn beslag moest krijgen, hield Onnes aan tot na de behandeling van de staatsbegroting, ‘om niet de indruk van reclame te wekken’ en zo het goedkeuren van de eerste termijn van ƒ 100.000 voor de verbouwing in de waagschaal te stellen.Ga naar eind42 De hele cursus 1917-1918 kwamen Onnes, Kuenen, Crommelin en districtsbouwkundige der Rijks-Universiteitsgebouwen P.J.M. van Oerle op | |
[pagina 493]
| |
zaterdagmiddag bijeen om plannen te smeden. Het complex aan het Steenschuur zou een inwendige verbouwing ondergaan. Verder kreeg het gebouwtje voor theoretische natuurkunde op de hoek Zonneveldsteeg-Langebrug er een verdieping bij (bezwaren van Einthoven en vrees bij Ehrenfest en Lorentz voor de goede verhoudingen met fysiologie konden Onnes niet vermurwen), terwijl langs de Nieuwsteeg nieuwbouw zou verrijzen, met op de begane grond instrumentmakerswerkplaatsen, boven de nieuwe grote collegezaal en in de kelder een fietsenstalling, het ketelhuis voor de centrale verwarming en ‘een kamer voor constante temperaturen’. Nadat de bouwtekeningen waren goedgekeurd en de kredieten verstrekt ging op 18 november 1918, kort na de ontruiming van de chemievleugel, de eerste spade de grond in. Het voorjaar werd er geheid, waarna Onnes op 10 oktober 1919 in het bijzijn van Lorentz ‘in allen eenvoud’ de eerste steen legde. Zeven jaar zou de operatie duren. Maar toen stond er ook wat. Zie de plattegrond. De hoofdingang werd verplaatst naar de Nieuwsteeg, waarvan de inrichting al aan bod is geweest. De glasblazerij kreeg een ruim onderkomen achter de oude anatomievleugel en er kwam een flink aantal werkkamers bij. Ook het cryogeen laboratorium breidde sterk uit. Er kwam een extra installatie voor vloeibare lucht (systeem-Claude) met een capaciteit van 30 liter per uur, een tweede waterstofliquefactor en een neoncyclus in de cascade om elektrische proeven in het waterstofgebied te kunnen doen zonder kans op ontploffingen. Op de bovenverdieping van theoretische natuurkunde kwamen de leeskamer van Bosscha, een bibliotheek, een kleine collegekamer en de hoogleraarskamer van Ehrenfest. Het laboratorium kreeg aansluiting op het lichtnet zodat gasmotor, stoommachine en stoomketel het veld ruimden. De plek van de vroegere glasblazerij werd gereserveerd voor een ‘reuzen-electromagneet’, te bouwen door Siemens & Halske, waartoe Onnes januari 1924 de aanbesteding de deur uitdeed (de eerste schets maakte hij al in 1917).Ga naar eind43 De magneet moest een uur achtereen 444 ampère aan stroom kunnen trekken (bij 136 volt) en was begroot op ƒ 33.000. In 1925 werd hij geleverd en in afwachting van het aanleggen van de loopkat, -kraan en de schakelinstallatie onder een afdak geparkeerd. Onnes heeft de ingebruikname van het gevaarte van 14 ton niet meer meegemaakt.Ga naar eind44 Op 11 november 1918 sloten de geallieerden en de Duitsers in een spoorwagon in het bos van Compiègne een wapenstilstand. Het afkondigen van een totale duikbootoorlog op 1 februari 1917 had de Amerikanen, al voorbereid door president Woodrow Wilson (die in 1916 nipt herkozen was dankzij de slogan ‘he kept us out of war’), de oorlog ingedreven en de enorme hoeveelheden oorlogsmateriaal en troepen die zij naar Frankrijk verscheepten | |
[pagina 494]
| |
Plattegrond van het Natuurkundig Laboratorium in 1922, nadat de chemie en anatomie uit het complex waren vertrokken. 1. kamer H.A. Lorentz; 2. kamer assistent theoretische fysica; 3. grote collegekamer theoretische fysica; 4. leeskamer Bosscha; 5. bibliotheek; 6. kleine collegekamer theoretische fysica; 7. kamer Paul Ehrenfest; 8. portaal; 9. portaal en fietseningang; 10. fietsenstalling; 11. bergplaats voor brandstoffen; 12. ketelhuis centrale verwarming; 13. smederij; 14. hoogspanningsstation; 15. bankwerkerij; 16. schakel- en machinekamer; 17/18. kamers voor elektrotechnische metingen; 19. nieuwe hoogspanningsstation; 20/21. bussenloodsen; 22. bijlokaal glasblazerij; 23. glasblazerij; 24/25/27. proevenkamers; 26. proevenkamer met dreunvrije pijler; 28. amanuensiswerkplaats; 29. lokaal voor gasthermometers; 30. magazijn; 31. weegkamer; 32. kamer conservator Crommelin; 33. kamer hoogleraar-directeur Kamerlingh Onnes; 34/35/36 proevenkamers; 37. toiletten; 38. demonstratiekamer met dreunvrije pijler; 39. wachtkamer; 40. pakkamer; (boven 38/39/40 zat de grote collegezaal); 41. portaal hoofdingang; 42. natuurkundige instrumentmakerswerkplaats; 43. elektrische instrumentmakerswerkplaats; 44. garderobe studenten; 45. trappenhuis; 46/47. proevenkamers; 48. bergplaats voor zuren; 49. bergplaats voor brandbare vloeistoffen; 50. waslokaal technisch personeel; a. lokaal voor hoogteproeven; c. lokaal voor magnetische metingen; d. monteerkamer voor cryostaten; e. lokaal voor vloeibaar chloormethyl, ethyleen, zuurstof, etc. (cascade); e'. lokaal voor vloeibaar helium; f. lokaal voor piëzometers; g. lokaal voor manometers; h. lokaal voor elektrische metingen; i. lokaal voor
galvanometers; k. instrumentmakerswerkplaats voor het cryogeen laboratorium; p. lokaal voor vacuümpompen; u. lokaal voor magnetische metingen; v. proevenkamer; w. magazijn; x. lokaal voor de voluminometer; aa. lokaal voor vloeibare waterstof; bb. lokaal voor vloeibare lucht; cc. lokaal voor elektrische ovens; a t/m h. diverse gangen.
| |
[pagina 495]
| |
Natuurkundig Laboratorium na de verbouwing van 1920-1926. Links op de hoek op de eerste verdieping de nieuwe grote collegezaal. Op de voorgrond het standbeeld van Van der Werff, burgemeester ten tijd van het Spaanse beleg; op de achtergrond de Pieterskerk.
gaven de doorslag. De Duitsers moesten zwaar boeten: het gebied ten westen van de Rijn dienden ze te ontruimen, ze raakten hun complete vloot kwijt en 5000 kanonnen, 5000 locomotieven en 150.000 spoorwagons waren voor de tegenpartij. Ook in de wetenschap was verzoening voorlopig ver te zoeken. ‘Een ongeloofelijken golf van haat en wraakzucht, nijd en hebzucht schijnt over de geheele wereld te gaan,’ schreef Onnes aan Van der Waals. De taferelen in de wetenschappelijke wereld, vond hij ‘beschamend’, ‘al is de toestand waaruit het voortkomt te begrijpen’. Zijn hoop bleef gericht op Wilson en zijn Volkenbond: die moest ‘de bron waaruit al die haat welt’ dichten.Ga naar eind45 Zelf zette Onnes een hulpactie voor nooddruftige ‘universitaire kringen’ in Oostenrijk op touw. In verschillende kranten en in het Chemisch Weekblad verscheen juli/augustus 1920 een oproep tot steun, die ƒ 2500 opleverde:Ga naar eind46 ‘Iedere levensvreugde is voor een groot deel dezer intellectueelen uitgesloten; om het noodigste aan te schaffen wordt het laatste bezit opgeofferd. Het is helaas reeds waar, dat mede de allerbesten te gronde gaan.’Ga naar eind47 Tot de ondertekenaars behoorden de Groningse hoogleraren Heijmans (psychologie) en Kapteyn (sterrenkunde), de Leidse arabist en islamkenner Snouck Hur- | |
[pagina 496]
| |
gronje (tevens voorzitter van de afdeling Letterkunde van de Akademie) en Lorentz. Eerder was via het Rode Kruis al een pakket rijst, gort, blikken met suiker, koffie thee en cacao naar een hulporganisatie voor Weense kinderen gestuurd. Dat was ongetwijfeld een initiatief van Bé, die zich in Nederland al jaren voor gedepriveerde kinderen inzette. ‘De verpakking droeg ik aan mijn kruidenier op,’ hield Onnes Zeeman op de hoogte, ‘die mij nog opgaf dat de havermout het best in “ponden” verpakt werd.’ En Lorentz kreeg te horen dat de ‘zending levensmiddelen’ aan mevrouw Boltzmann, de weduwe van Ludwig, ‘wel bijzonder doel’ had getroffen. Ook kon Onnes zomer 1920 voor het eerst sinds jaren naar Zwitserland om aan zijn eigen gezondheid te werken. Hij was ziek geweest, pas in augustus mocht hij van de dokter afreizen. ‘Ik blijf echter hopen dat het verblijf, dat ik zoovele jaren ontbeer, mij nu eens weer zooals vroeger flink helpen mag.’Ga naar eind48 | |
De nieuwe wetenschappelijke ordeNog voor de overwinning op de Duitse vijand een feit was zonnen geallieerde wetenschappers al op strafexercities. Vooral bij de Fransen was de haat intens.Ga naar eind49 Dat was geen verrassing. Een Nederlandse ‘petitie van het intellect’, februari 1915 opgesteld door een comité dat zich ‘de Europese Statenbond’ noemde, had heftige reacties opgeroepen. Die petitie, gericht aan staatshoofden, regeringen en volksvertegenwoordigers, had als centrale oproep ‘Vergeet wat u verdeeld en gescheiden hield’ en was ter ondertekening aan buitenlandse geleerden toegezonden. Marcel Brillouin, hoogleraar mathematische fysica op het Collège de France en in 1911 secretaris op het eerste Solvay-congres, liet Lorentz, een van de ondertekenaars, woedend weten dat hij zes naasten had verloren, zich zeer gekwetst voelde door de petitie en van vergeven niet wilde weten. Oktober 1918 kwamen de geallieerde geleerden in Londen bijeen om zich over de nieuwe wetenschappelijke orde te buigen. Dat de Amerikanen de deur voor de Duitsers niet knalhard wilden dichtgooien en een terugkeer - na openlijke boetedoening - open wilden laten, was tegen het zere been van de Belgen en Fransen.Ga naar eind50 Belangrijkste uitkomst van de conferentie was ‘article 1er des résolution de Londres’: alle oorlogvoerende landen zouden zich terugtrekken uit de bestaande internationale organisaties waarin ook de centralen (met name Duitsland en Oostenrijk) vertegenwoordigd waren en in de nieuwe structuren die ervoor in de plaats kwamen konden wellicht ook de neutralen (Nederland, Scandinavische landen, Zwitserland) participeren. Op een bijeenkomst zes weken later in Parijs werd op voorstel van Picard vastgelegd dat in de op te richten Conseil International de Recherches, die | |
[pagina 497]
| |
de oude Associatie van academies moest vervangen, driekwart van de stemmen nodig was om neutrale landen toe te laten, waar landen als China en Peru aan tweederde voldoende hadden. Een grove belediging, oordeelde de Groningse chemicus F.M. Jaeger, en hij stuurde Lorentz, voorzitter van de afdeling Natuurkunde van de Akademie, een woedende brief: ‘Voortaan zal bijv. de vraag, of gij, of Onnes, Zeeman, H. de Vries, Arrhenius, enz. “waardig” zullen zijn, om mee te werken op wetenschappelijk gebied, beslist worden door een aantal Servische, Portugeesche, Montenegrijnsche, Japansche, Siameesche en Braziliaanse zevende-rangs-krachten. Kon de zaak niet meer dan één ernstig gevolg hebben, dan zou ze ridicuul genoeg zijn om er eene operette van te maken’.Ga naar eind51 De Groningse Akademieleden Kapteyn en Heijmans stuurden een open brief rond die opriep tot verzoening en tot het afzien van het uitsluiten der centralen - 49 Akademieleden tekenden, Lorentz en Kamerlingh Onnes zaten er niet bij. De adhesie bij de andere neutralen bleek gering en de Fransen en Belgen gingen weer eens de gordijnen in.Ga naar eind52 De nieuwe Conseil was op 28 juli 1919 een feit. Nog dat najaar trad ook de Akademie toe - om taktische redenen. Direct gingen er brieven naar Berlijn en Wenen met de boodschap dat Nederland de contacten met de Duitse en Oostenrijkse academie wilde continueren. Ook Onnes was daar een warm voorstander van. Toen in 1923 de nieuwe Union internationale de physique pure et appliquée in zijn statuten zette dat alleen Conseil-landen konden toetreden, behoorde Onnes tot de opstellers van een rapport waarin zes fysici van de afdeling Natuurkunde van de Akademie zich hiertegen keerden. Alle naties moesten kunnen meedoen en daarom bepleitten de zes een ‘Organisatie voor samenwerking op physisch gebied met het buitenland’ om als Comité National dat streven gestalte te geven, buiten de Union om.Ga naar eind53 Pas in 1934 wilden de Duitsers in de Conseil én waren ze welkom - in 1922 wees de Conseil een Duits verzoek tot toetreding af, vier jaar later was het precies andersom en gingen de Duitsers, die zich door de geallieerden te weinig respectvol behandeld voelden, niet op de uitnodiging tot toetreding in. De vaak emotionele discussies binnen de Akademie over de toetreding tot de Conseil International de Recherches - een gefrustreerde Heymans bedankte in 1919 als lid, Kapteyn stelde zichzelf op non-actief - gingen grotendeels aan Onnes voorbij: na het uitbreken van de oorlog bezocht hij om gezondheidsredenen nauwelijks nog de vergaderingen. Groter was zijn betrokkenheid bij de omvorming van de Association Internationale du Froid (opgericht in 1908, zie hoofdstuk 27). Die werd op 12 december 1918 ingezet door het aftreden van president André Lebon. Lebon verklaarde geen enkele behoefte te hebben om ‘in overleg te treden met vertegenwoordigers | |
[pagina 498]
| |
van landen die de recente catastrofe hebben ontketend en die op misdadige wijze oorlog hebben gevoerd, ten ene male onverenigbaar met de menselijke en wetenschappelijke solidariteit zoals nagestreefd door de Association’.Ga naar eind54 Daarop riep de directeur van de Association het bestuur bijeen voor een vergadering op 6 februari 1919. Uitgangspunt voor de uit te stippelen koers vormden de resoluties die de geallieerde geleerden oktober 1918 in Londen overeen waren gekomen en waarin de centralen om hun brute oorlogsmisdaden aan de schandpaal waren genageld. Punt twee van de agenda behelsde dan ook het ‘toepassen van artikel 5 van de statuten’ op de regeringen van Duitsland en Oostenrijk-Hongarije, Bulgarije en Turkije, alsook op ‘individuele leden afkomstig uit een van die landen’. Artikel 5 ging over het uitstoten van landen die hun financiële verplichtingen niet nakwamen of die een ‘oneervolle daad’ hadden gepleegd. Volgens de statuten hadden leden van de Association die om die reden werden uitgesloten overigens het recht om zich te verdedigen en beroep aan te tekenen. Op de vergadering van 6 februari in het Crédit Foncier (grondkrediet) d'Algérie et de Tunisie in Parijs waren maar 6 van de 28 bestuursleden aanwezig. Ook Onnes had afgezegd, maar in een telegram had hij zich over de toekomst van de Association uitgesproken. Op die bijeenkomst bleek al snel dat slechts doorgaan zonder de centrale machten de Association van de ondergang kon redden. In zijn telegram bleek ook Onnes die mening toegedaan, zij het om pragmatische redenen: het was hoog tijd de wederopbouw van de Association aan te vatten en dan lag het voor de hand uit te gaan van de feitelijke situatie. Maar, zo voegde Onnes eraan toe, ‘uit respect voor het idee van een Volkenbond zoals opgeworpen in de Veertien Punten van president Wilson’ zou het goed zijn de beslissing om alleen met de geallieerde en neutrale landen door te gaan ‘pas na een jaar, en na haar opnieuw in het bestuur aan de orde te hebben gesteld, te sanctioneren’.Ga naar eind55 Uitkomst van de vergadering was dat André Lebon gevraagd werd als president van de Association aan te blijven, terwijl in navolging van de handelwijze van de academies van de geallieerde landen besloten werd de ‘vijandelijke landen en al hun onderdanen’ voorlopig als lid te ‘schorsen’. Discussies over een organisatorische koerswijziging teneinde de Association een solide financiële basis te geven werden verdaagd tot na afloop van de vredesbesprekingen in Versailles. In een brief aan Lorentz, die toen als voorzitter van de afdeling Natuurkunde van de Akademie al zijn diplomatieke gaven nodig had om de felle discussies over het Nederlandse lidmaatschap van de Conseil International de Recherches en de houding jegens de Duitsers en Oostenrijkers niet te laten ontsporen, gaf Onnes uiting van zijn tevredenheid over deze Parijse | |
[pagina 499]
| |
afloop. Het ‘in den opwinding voorgestelde beleedigend royeeren van de vijanden op grond van vergrijp tegen de eer’ was van de baan, in plaats daarvan was ‘deelneming der vijanden’ ‘opgeschort’ en bleven de neutralen, waaronder Nederland, ‘van rechtswege lid’. Terzijde merkte Onnes over de voorwaarden waaronder de neutrale landen lid konden worden van de aanstaande Conseil International de Recherche op dat die weliswaar ‘kwetsend’ waren voor een land ‘van de wetenschappelijke betekenis van Nederland’, maar de Volkenbond zou dat wel rechttrekken. ‘Retrogradum gaat niet meer, l'humanité marche!’Ga naar eind56 De Association maakte op 21 juni 1920 plaats voor het Institut International du Froid. Dat kende een veel strakkere organisatie, geënt op het Internationale Landbouwinstituut te Rome: geen individuele leden meer maar participerende landen in zes categorieën die vaste contributies betaalden.Ga naar eind57 Nederland zat in groep 4 en werd jaarlijks aangeslagen voor 4000 franc; Ons Indië zat een trede lager: 2000 franc. De plechtige Conférence Internationale du Froid, in het Parijse ministerie van Handel, werd voorafgegaan door een bijeenkomst van het Comité Exécutif Provisoire, waarvan ook Onnes deel uitmaakte. President Lebon (weer op zijn post) nam de organisatie nog eens door. Gebleven waren het Bulletin, de subsidies en de internationale commissies, waaronder die voor natuurkunde, chemie en thermometrie onder leiding van Kamerlingh Onnes. Aan het begin van de bijeenkomst feliciteerde Lebon de Nederlander nog met de pas verworven status van membre correspondence van de Académie - het bewijs dat Onnes' houding jegens de centralen de Fransen niet in het verkeerde keelgat was geschoten. ‘De Berlijnen hebben mij indertijd reeds met een eeredoctoraat (1910) bedacht,’ liet Onnes Zeeman weten, ‘zoodat de Kring van vrienden [in 1915 maakte de Royal Society Onnes buitenlands lid] als een gesloten cyclus rond mij staat.’Ga naar eind58 In de Grote Zaal aan de Rue de Varenne was het Kamerlingh Onnes, ‘un grand savant à l'avant-garde de la science’, die namens de 42 aanwezige landen de welkomsttoespraak van de Franse minister van Landbouw mocht beantwoorden. Ricard benadrukte dat de oorlog eens temeer het nut van gekoeld voedsel had aangetoond. Het was zaak nu de ontoereikendheid van de koude-industrie via een gemeenschappelijke inspanning op te heffen. ‘Het doel dat u nastreeft, mijne heren,’ aldus de minister, ‘is beslist een van de omvangrijkste en nuttigste die men zich kan indenken.’ Op zijn beurt stelde Onnes, niet zonder eigenbelang, dat zolang het Institut in de voetsporen van de Association zou treden, succes verzekerd was. De wetenschap van de koude had een gouden toekomst, de realiteit had steeds opnieuw de ‘stoutste dromen overtroffen’. Wat begonnen was met een mistwolkje volei- | |
[pagina 500]
| |
bare lucht in een buis van Cailletet was uitgegroeid tot een koude-industrie die jaarlijks duizenden hectoliters produceerde, ‘en’, wendde Onnes zich tot de man die in 1913 op het koudecongres in Chicago een zilvervloot in het vooruitzicht had gesteld, ‘in de ontwikkeling waarvan de heer Claude zo'n groot aandeel heeft gehad’.Ga naar eind59 Ook vloeibaar helium, zo ging Onnes verder, zou ooit zijn intrede doen in de techniek. Supergeleiding zou elektrotechnici, die nu nog met warmteverliezen in hun stroomkabels kampten, te hulp schieten. Maar niet vergeten mocht worden dat juist in de science pur de grootste uitdagingen scholen. Met een nieuw kunstmatig chemisch element was het wellicht mogelijk nóg lagere temperaturen te bereiken. Het in elkaar knutselen van zo'n nog onbekend element vereiste diepgaande kennis van de wetten die de atoomstructuur stuurden. De theorie der quanta kwam dan vanzelf om de hoek kijken en door eigenschappen van de materie bij zeer lage temperatuur, door die theorie bepaald, te bestuderen, maakte de wetenschap van de koude ‘intiem contact met de meest fundamentele problemen binnen de huidige wetenschap’. Waarna Onnes zijn slotakkoord inzette. ‘Uit naam van alle gedelegeerden wens ik alle goeds aan dit Frankrijk, waarvan wij allen houden en dat eeuwige glorie uitstraalt door de weldaden die de mensheid dankt aan haar grote genie.’ Tot slot de invloed van de Wereldoorlog op het Institut Solvay. De vernedering van de Duitse en Oostenrijkse fysici was compleet met de verbanning van hun kopstukken uit de Solvay-conferenties. ‘Wat moet onze opstelling jegens de Duitsers zijn?’ sneed Lorentz als voorzitter van het wetenschappelijk comité de kwestie januari 1919 in een brief aan Ernest Solvay aan. Hij kon zich goed voorstellen dat voorlopig de Belgen en de Fransen niets met ze te maken wilden hebben maar wees er tegelijk op dat er grote individuele verschillen bestonden. Einstein was in het geheel niet ‘Duits’ en anderen betreurden dat ze in 1914 hun naam aan de Aufruf gegeven hadden. ‘Ik meen u in overweging te moeten geven dat we de Duitsers niet formeel moeten uitsluiten; samengevat, we zouden de deur niet voor altijd dicht moeten gooien.’Ga naar eind60 Maar Brillouin, ook lid van het comité, wilde er niets van weten en stelde zelfs voor ook pro-Duitse fysici als Debije, die tijdens de oorlog als hoogleraar in Göttingen op zijn post was gebleven, in de ban te doen. Dat ging Lorentz en Onnes, ook lid, veel te ver. De uitkomst van de verhitte discussies was dat het Comité Scientifique aftrad, waarna in het nieuwe comité Warburg, Nernst en Goldschmidt vervangen werden door W.H. Bragg (Brit), Righi (Italiaan) en Van Aubel (Belg).Ga naar eind61 Voor Einstein werd een uitzondering gemaakt: of hij op het derde Solvay-congres over het Einstein-De Haaseffect | |
[pagina 501]
| |
wilde komen praten (zie hoofdstuk 33).Ga naar eind62 Maar begin april 1921 verbleef hij in Amerika (wel had hij de uitnoding voor Brussel aanvaard) en ook in 1924 bleef hij op aandringen van Sommerfeld weg. ‘Als ik aanwezig zou zijn,’ schreef hij Lorentz, ‘zou ik me achter een beslissing scharen die ik zeer onrechtvaardig acht.’ Liever ontving hij geen uitnodigingen meer, zo liet Einstein weten, die zouden herstel van zijn vriendschappelijke contacten met buitenlandse collega's maar frustreren. Pas in 1927, nadat Duitsland zich had aangesloten bij de Volkenbond, waren de Duitsers in Brussel weer van de partij. |
|