Heike Kamerlingh Onnes. Een biografie
(2005)–Dirk van Delft– Auteursrechtelijk beschermdDe man van het absolute nulpunt
[pagina 472]
| |
30 Een bonbon uit StockholmWoensdag 12 november 1913 werd in Huize ter Wetering 's morgens een telegram bezorgd. De tekst: nobelpreis fuer physik ihnen zuerkant / naeheres brieflich / aurivillius sekretaer.Ga naar eind1 Was Kamerlingh Onnes thuis? Heeft een opgewonden Bé of Albert in allerijl het laboratorium gebeld? Hoe dan ook, het was feest. Avondblad nrc bracht het nieuws nog die dag, in een volle kolom (‘Reuter seint uit Stockholm’), en wist te melden dat aan de prijs een geldbedrag van 197.000 franc was verbonden,Ga naar eind2 bijna honderdduizend gulden. Drie jaar na de Nobelprijs voor Van der Waals was het opnieuw raak. Nederland - ‘ein Grossmacht in der Physik’, aldus Waldemar VoigtGa naar eind3 - sprak een woordje mee. Een dag later zat bij de stortvloed aan felicitatietelegrammen en -brieven ook de toegezegde brief uit Stockholm. Christopher Aurivillius, hoogleraar entomologie en secretaris van de Zweedse Academie van Wetenschappen, nodigde Onnes uit tijdens de plechtige prijsuitreiking op 10 december, sterfdag van Alfred Nobel, in Stockholm aanwezig te zijn. Ook wees hij erop dat een eventuele Nobelvoordracht binnen zes maanden zijn beslag moest krijgen. Later volgde het verzoek of Onnes zijn leeftijd (60 jaar) wilde doorgeven en seinde Gustaf Granqvist, voorzitter van het Nobelcomité voor natuurkunde, vanuit Uppsala dat de rede niet langer dan een uur mocht duren.Ga naar eind4 Op dat moment had Onnes al aan Zeeman laten blijken trots als een pauw te zijn dat hij er nu ook bij hoorde: ‘Hoe treffend zijn de banden over en weer in de vierhoek, die aansluitend aan Lorentz, Zeeman, v.d. Waals nu met mij voltooid wordt!’Ga naar eind5 De Nobelprijzen waren al snel na de introductie in 1901 een begrip. Het testament van Alfred Nobel, die op 10 december 1896 in zijn villa in San Remo overleed, had een daverende verrassing in petto: van het totale vermogen van ruim 30 miljoen kronen (20 miljoen gulden), vergaard dankzij de productie van dynamiet, ging - tot verbijstering van naaste verwanten - slechts 1 miljoen naar de familie. De rest was bestemd voor een fonds waaruit jaarlijks vijf Nobelprijzen zouden worden uitgekeerd: voor de fysica, chemie, fysiologie of geneeskunde, literatuur en vrede. Winnaars moesten, | |
[pagina 473]
| |
aldus het testament, het jaar waarin de prijs werd toegekend de mensheid de grootste weldaad hebben bewezen.Ga naar eind6 Na taaie onderhandelen tussen de betrokken partijen presenteerde de Nobel Stichting juni 1900 zijn statuten. Die verordonneerden dat de prijs ‘ontdekkingen’, ‘uitvindingen’ en ‘verbeteringen’ moest bekronen. Recent werk ging voor - oudere resultaten of uitvindingen kwamen alleen in aanmerking ‘als hun belang niet eerder was aangetoond’. Profijt voor de mensheid was een derde factor. De prijzen voor natuur- en scheikunde werden toegekend door de Zweedse Academie van Wetenschappen, op voordracht van Nobelcomités voor die vakken. Het Karolinska Instituut besliste over de prijs voor geneeskunde en fysiologie, de Academie (voor literatuur) over die voor literatuur terwijl het Noorse parlement de vredesprijs toekende - de Nobelprijs voor economie dateert van 1969. Zonder nominatie geen prijs.Ga naar eind7 Nomineren mochten leden van de Zweedse Academie, leden van het Nobelcomité, eerdere winnaars, hoogleraren natuurkunde in de Scandinavische landen, zes of meer buitenlandse hoogleraren en individuele wetenschappers (de laatste twee categorieën op uitnodiging van de Zweedse Academie). Van ‘de meeste stemmen gelden’ was geen sprake. Het is voorgekomen dat de Nobelprijs voor de natuurkunde is toegekend op basis van één nominatie. De eerste Nobelprijs ging in 1901 naar Wilhelm Conrad Röntgen, een erkenning voor zijn ‘buitengewone verdiensten’ als ontdekker van de röntgenstralen, zes jaar eerder. Van de 34 (geldige) nominaties waren er zestien voor Röntgen, tien meer dan voor zijn landgenoot Lenard, de ontdekker van de kathodestralen. De Zweedse Academie blokkeerde een gedeelde Nobelprijs, het voorstel van zowel het Nobelcomité als de sectie natuurkunde van de Academie. Lenards prestatie zou, in tegenstelling tot die van Röntgen, de mensheid niet vooruit hebben geholpen. Ook Zeeman kreeg twee nominaties. Kamerlingh Onnes, de enige Nederlander die een nominatie indiende, schoof (als enige) Van der Waals naar voren.Ga naar eind8 Het ‘voortrekken’ van landgenoten was overigens de gewoonste zaak van de wereld. Vooral de Fransen en de Britten hadden er een handje van: de eerste vijftien jaar in het bestaan van de Nobelprijs voor de natuurkunde ging driekwart van hun nominaties naar een compatriot. Nederland, Duitsland en de Verenigde Staten nomineerden voor de helft ‘eigen’ mensen. Onnes nomineerde na lang zwijgen in 1914 Max Planck, in 1920 Albert Einstein en in 1924 en 1926 Jean Perrin, daarbij één lijn trekkend met Nederlandse collega's. Lobbyen hoorde van meet af aan bij het spel. De toekenning van de prijs in 1902 aan Lorentz en Zeeman is een mooi voorbeeld. De Zweedse wis- | |
[pagina 474]
| |
kundige Gösta Mittag-Leffler was er alles aan gelegen een mathematisch of theoretisch fysicus te laten winnen, in het bijzonder de Fransman Henri Poincaré. Dat was geen geringe opgave omdat binnen het Nobelcomité de experimenteel ingestelde Uppsala-school de dienst uitmaakte. Poincaré, die tussen 1904 en 1912 (het jaar van zijn overlijden) maar liefst 51 nominaties verzamelde, zou de prijs nooit krijgen. Omdat hij geen lid was van het Nobelcomité en ook niet bij de sectie natuurkunde van de Academie hoorde, probeerde Mittag-Leffler via zijn netwerk nominaties te sturen. Hij zag een Nobelprijs voor Lorentz als breekijzer naar de bekroning van Poincaré. Ook hoopte hij met zijn lobby voor de Nederlander de kansen voor de fysisch-chemicus Svante Arrhenius - als internationaal gerespecteerd lid van het Nobelcomité een spin in het web - te torpederen. Mittag Leffler instrueerde Poincaré zijn rapport over Lorentz' werk toe te spitsen op een of twee aansprekende aspecten: de Nobelprijs bekroonde geen oeuvre. Ook kreeg de Fransman het advies Zeeman erbij te betrekken - die ‘lag goed’ - door Lorentz' rol in de verklaring van het Zeeman-effect te beklemtonen. Ten slotte moest Poincaré zijn rapport door landgenoten laten ondertekenen, hoe meer hoe beter, waarna Mittag-Leffler in Duitsland en Engeland de lobby zou voortzetten. Al met al leverde het Lorentz tien nominaties op. Daarvan werden er vier ongeldig verklaard omdat Mittag-Leffler ze telefonisch had ‘geïnd’. Zeeman zelf kreeg pas op het laatste moment een nominatie, nota bene van Arrhenius. Die bleek essentieel. De koppeling met Zeeman, een experimentator met een spectaculaire ontdekking op zijn naam, maakte Lorentz' (gedeelde) Nobelprijs voor het comité acceptabel.Ga naar eind9 Overigens had de pers op een bekroning van de draadloze telegrafie van Marconi gerekend - pas zeven jaar later was het zover. De Nobelprijs voor Van der Waals in 1910 was de uitkomst van een fel gevecht achter de schermen. Mittag-Leffler zette alles op alles om Poincaré alsnog bekroond te krijgen en lanceerde een wereldwijde campagne: ‘de tijd is rijp dat de natuurkundeprijs naar een zuiver theoreticus gaat’. Ruim vijftig nominators werden aangeschreven, waaronder alle eerdere winnaars van de prijs, resulterend in 34 nominaties - een vooroorlogs record. Lorentz en Zeeman sloten zich na onderling overleg bij de actie van Mittag-Leffler aan. Eerst overwogen ze nog Kamerlingh Onnes én Poincaré te nomineren: ‘Mocht dit jaar P. met den prijs gaan strijken, dan kunnen wij het volgend jaar met kracht op het voorstel O. terugkomen,’ schreef Lorentz aan Zeeman. ‘Wij zouden dan misschien Lenard kunnen vragen mee te doen.’Ga naar eind10 Onnes was als kandidaat in beeld gekomen na de liquefactie van het helium, juli 1908. Van der Waals was kennelijk door de Nederlanders opgegeven nadat in 1907 een vijfmansoffensief van Julius, Lorentz, Sissingh, Wind en | |
[pagina 475]
| |
Zeeman geen effect had gesorteerd. Niet alleen had Van der Waals tegen dat hij theoreticus was, zijn toestandsvergelijking en wet der overeenstemmende toestanden waren meer dan een kwarteeuw oud. Binnen het Nobelcomité wekte het pushen van Poincaré vooral irritatie. Bovendien speelde de dood van het lid Knut Ångström, kort na het sluiten van de inzendtermijn voor de nominaties. Röntgen, op de hoogte van de slechte gezondheid van zijn Zweedse collega, had (als enige) Ångström op het laatste moment genomineerd, en wel op grond van zijn werk aan zonnestraling. Statutair behoorde een postume prijs voor Ångström tot de mogelijkheden, maar dan alleen die van 1910. Het Nobelcomité besloot die laatste kans aan te grijpen en koos met 3 tegen 2 stemmen voor Ångströms experimentele precisiewerk (en bewezen diensten voor het comité), en tegen Poincarés mathematische fysica. Omdat onzeker was hoe de Academie tegen een op voorhand dode prijswinnaar aankeek, werd ook Van der Waals voorgedragen - Arrhenius schreef in allerijl een rapport over de wet der overeenstemmende toestanden. Dat Van der Waals, slechts genomineerd door de chemicus T.W. Richards van Harvard University, nu wél in aanmerking kwam had alles te maken met de liquefactie van helium. Had Kamerlingh Onnes in 1908 niet benadrukt dat koersen op het ‘baken’ van de wet der overeenstemmende toestanden de grondslag was geweest voor zijn overwinning? Sprak de sectie natuurkunde van de Zweedse Academie geen voorkeur uit voor Ångström of Van der Waals, de Academie als geheel stak een stokje voor het bekronen van een dode en zo kon Van der Waals in 1910 alleen met de eer strijken.Ga naar eind11 Kamerlingh Onnes was blij verrast met de Nobelprijs voor zijn oude vriend. Toen hij en Van der Waals najaar 1908 gouden medailles kregen van het Genootschap ter bevordering der Natuur-, Genees- en Heelkunde, en elkaar in de aula van de Amsterdamse universiteit de linten mochten omhangen, citeerde Onnes in zijn dankwoord Dewars opvatting over Van der Waals: ‘the master of us all’ en ‘the creator of all our ideas’. Dewar vond dat Van der Waals niet de internationale erkenning kreeg die hem toekwam.Ga naar eind12 Onnes was het hier roerend mee eens. ‘De enige verklaring,’ schreef hij naar Londen, ‘is dat het tijd kost eer wetenschappers de grootheid van zijn werk beseffen. Hoe lang duurde het niet voor het zelfs maar de aandacht trok. Alleen jullie Maxwell toonde waardering, Clausius had geen flauw benul van de reikwijdte. [...] Boltzmann had een adequaat idee van Van der Waals' werk, maar het ontbrak hemzelf ook aan waardering voor zijn revolutionaire opvattingen.’Ga naar eind13 Binnen twee jaar kwam er gerechtigheid. Bij het grote publiek sloegen de Nobelprijzen onmiddellijk aan: een competitie tussen landen, net als de Olympische Spelen, sprak tot de verbeel- | |
[pagina 476]
| |
ding en het hoge geldbedrag gaf de prijs extra cachet. Nationalisme vierde hoogtij. ‘Deutschland in der Welt voran!’ kopten Duitse kranten toen in 1905 drie van de vijf prijzen naar Duitsers gingen - een verwijzing naar graaf Von Bülows aanvalskreet tijdens de Slag bij Waterloo. In 1910, bij de tiende verjaardag van de Nobelprijs, constateerde een Duitse krant tevreden dat onder de 62 winnaars tot dan toe de Duitsers de grootste groep vormden. Leedvermaak was er voor de Amerikanen: slechts twee winnaars, en Michelson was in Duitsland geboren. Maar van debunking was aan Amerikaanse zijde geen sprake. ‘The history of modern science,’ zo schreef Cosmopolitan Magazine in 1906, ‘might be written without going outside the names of the Nobel prizes for beneficient discoveries in physics, chemistry and medicine.’ Overdreven, maar het tekent de status die de prijs bezat.Ga naar eind14 Wetenschappers toonden zich aanvankelijk minder geïmponeerd. Gezaghebbende tijdschriften als het Britse Nature, het Franse Revue Scientifique en het Amerikaanse Science besteedden de eerste jaren mondjesmaat aandacht aan de Nobelprijs en veel wetenschappers die om nominaties waren gevraagd lieten niets van zich horen (zo ook Kamerlingh Onnes in 1902). In 1911 wees een enquête van Svenska Dagbladet onder de prijswinnaars tot dan toe uit dat vooral het materiële gewin telde, over prestige repten ze niet. Maar zodra bleek dat veel Nobelprijswinnaars eerder belangrijke prijzen als de Rumford Medal (Royal Society) of de Prix Lacaze (Académie des Sciences) hadden gewonnen, straalde die roem op de Zweedse prijs af.Ga naar eind15 Ook Onnes won eerst de Rumford-medaille, in 1912 - twee jaar nadat de Universiteit van Berlijn hem een eredoctoraat had verleend. ‘Ik ben daar zeer gelukkig mee,’ schreef hij aan Jacob Clay. ‘De Royal Society staat zeer hoog en is met het verlenen harer medailles zeer gelukkig geweest. Dikwijls meen ik is er iemand die in 't eigen land niet geeerd werd mede tot zijn recht gebracht. Zoo Mendelejef. Nu dat was voor mij niet nodig! Ons eigen land heeft mij zoo gehuldigd, dat men er confuus onder zou worden, als de innige dankbaarheid voor sympathie niet een te heerlijk gevoel was.’Ga naar eind16 De liquefactie van het helium leverde Kamerlingh Onnes in 1909 zes nominaties op. In geval van Julius, Lorentz en Zeeman en Mathias (een regelmatig bezoeker van het Leidse cryogeen laboratorium) ging het om goede bekenden. De experimenteel fysicus F. Pockels uit Heidelberg was een collega van Onnes' vriend Waldemar Voigt, terwijl de Parijse chemicus Henri Louis le Châtelier (die zijn nominatie in 1910, 1912 en 1913 herhaalde) Onnes wellicht kende van het eerste Congrès International du Froid. Acht nominaties in 1909 waren voor de gebroeders Wilbar en Orville Wright, de luchtvaartpioniers die vijf jaar eerder op het strand van Kitty Hawk als eersten een gemotoriseerd vliegtuig van de grond kregen. Maar | |
[pagina 477]
| |
de prijs voor dat jaar ging naar een andere praktische vinding: de draadloze telegrafie van Marconi en Braun. In 1912, na de ontdekking van de suprageleiding, kwam Onnes in Stockholm opnieuw in beeld. Weer kreeg hij zes nominaties, van Julius en Lorentz, Le Châtelier, Emile Warburg (een oude bekende van de Physikalisch-Technische Reichsanstalt in Berlijn), Charles Fabry (Marseille, van de Fabry-Perot interferometer) en Edmond van Aubel (Gent; in 1897 betwistte hij Zeemans prioriteit inzake de Leidse ontdekking van de verbreding van spectraallijnen in een magnetische veld). Deze keer leek het niet mis te kunnen gaan. Het Nobelcomité en de sectie natuurkunde droegen, het vloeibaar helium nog vers in het geheugen, eensgezind Onnes voor. Maar de Academie besliste anders: net als in 1909 ging de prijs naar een uitvinder. De Zweed Nils Gustaf Dalén, genomineerd door zijn landgenoot Erik Johan Ljungberg (eerdere jaren was hij nooit genoemd), werd bekroond voor zijn automatische regeling van het gaslicht in vuurtorens en lichtboeien. Die uitkomst was een overwinning voor de ingenieurs binnen de Academie, een talrijk gezelschap. Gefrustreerd door de karige aanwezigheid van toegepaste wetenschappers onder de Nobelprijswinnaars wilden ze een daad stellen.Ga naar eind17 December 1911 was op een bijeenkomst van de Zweedse uitvindersvereniging (Svenska Uppfinnareföreningen) al gememoreerd dat Thomas Edison een eventuele Nobelprijs uit protest tegen de achterstelling van ingenieurs zou weigeren. De Zweedse uitvinders toonden zich verbolgen dat hun coryfeeën Fredrik Kjellin en Gustaf de Laval de Nobelprijs voor de chemie maar niet kregen en stuurden een protest naar de Academie. Hun bondgenoten binnen de sectie techniek van de Academie gaven in 1912 uiting aan dit misnoegen door de kandidaat van het Nobelcomité, Onnes, te passeren ten faveure van de ingenieur Dalén. Kort voor de beslissende vergadering had de onfortuinlijke Dalén bij een ongeluk zijn gezichtsvermogen verloren en behalve miskenning speelde ook mededogen een rol. De stemverhouding binnen de Academie was 37 stemmen voor Dalén tegen 28 voor Onnes. Als enige in de geschiedenis van de Nobelprijs won Dalén op basis van één nominatie (alle jaren bijeengenomen); ook nominator Ljunberg zou het bij die ene naam laten.Ga naar eind18 Eindelijk ging het dan in 1913 wel goed. Steun kwam er van het kwartet Lenard, Le Châtelier, Weiss en Warburg, en van het Poolse trio Natanson, Witkowski en Zakrzewski (de laatste was Onnes' assistent geweest). De Polen wilden cryogeen pionier Karol Olszewski, een landgenoot, in de prijs laten delen, maar zover kwam het niet. Ook Lenard en Warburg kwamen met alternatieve koudepioniers: James Dewar en Carl von Linde. Maar de Zweedse Academie gaf Kamerlingh Onnes een ongedeelde Nobelprijs, ‘voor | |
[pagina 478]
| |
zijn onderzoekingen naar de eigenschappen van de materie bij lage temperaturen die, onder andere, tot de productie van vloeibaar helium leidden’. Geen woord over supergeleiding, terwijl juist die ontdekking de belofte van praktische toepassingen in zich hield. Supergeleiding stelde theoretici voor grote raadsels maar dat het met quantumtheorie in verband stond, lag voor de hand. Het zou kunnen dat Arrhenius, die weinig geporteerd was van quantumtheorie omdat het warmtetheorema van zijn aartsvijand Walther Nernst ermee te maken had, supergeleiding niet zo goed uitkwam. In het toelichtende rapport aan de Academie kwam ook Einsteins speciale relativiteitstheorie aan bod. Die was, ondanks magere experimentele ondersteuning, hard op weg Nobelprijswaardig te worden, aldus het comité. Maar Einstein met Copernicus of Darwin vergelijken, zoals in sommige aanbevelingen viel te lezen, ging de heren vooralsnog te ver.Ga naar eind19 | |
In triomf de zaal rondgedragenBegin december reisde Heike in gezelschap van Bé, zoon Albert en broer Onno - die Zweeds kendeGa naar eind20 - per trein naar Stockholm. Ze namen hun intrek in het Grand Hôtel, vlakbij de haven en tegenover het Koninklijk Paleis, met uitzicht op de Nord-Strom en het Mälarmeer. De stemming was opperbest. ‘Wij hebben al dadelijk zeer genoten van de reis naar Stockholm,’ deed Heike verslag aan Van der Waals - in een brief aan zus Virginie klaagde Bé juist over ‘slechte treinwagons’.Ga naar eind21 Het ‘eenig prachtige hotel met al zijn pracht, vrolijkheid en comfort’ en ‘de vriendelijke ontvangst’ hadden Heike zeer getroffen, net als ‘het voorname en toch eenvoudig goedhartige karakter der Zweden’.Ga naar eind22 Ter voorbereiding op de plechtigheden van de tiende december, de grote dag, stuurde Heike zijn broer erop uit om informatie over het Zweedse koningshuis te vergaren. Ook liet hij Onno (en Albert) uittreksels maken van dankwoorden van eerdere Nobelprijswinnaars.Ga naar eind23 ‘In moeilijke oogenblikken,’ probeerde Lorentz zich in 1902 aan het banket in zijn nieuwe rol in te leven, ‘als men in ingewikkelde vraagstukken geen licht ziet, zal den gedachte aan den Nobelprijs hem kracht geven.’ Traditiegetrouw werden de Nobelprijzen uitgereikt in de grote zaal van de Academie voor Muziek. De plechtigheid begon om vijf uur met koorzang. Onnes was als eerste aan de beurt, gevolgd door mede-laureaten Alfred Werner (chemie) en Charles Richet (geneeskunde) - de Indiër Rapindranath Tagore (literatuur) schitterde door afwezigheid. De laudatio werd uitgesproken door Academie-president Gunnar Nordström. Die legde de link met Van der Waals, gaf de wedloop om vloeibaar helium in vogelvlucht weer en noemde de elektronentheorie als voorbeeld bij uitstek van een on- | |
[pagina 479]
| |
derzoeksgebied dat bij temperaturen vlak boven het absolute nulpunt verrassingen in petto had. Nordström wees in dat verband op de quantumtheoretische inspanningen van Planck en Einstein, twee namen die binnen het Nobelcomité aan momentum wonnen - in 1918 en 1921 waren ze aan de beurt. Waarna een glimmende Onnes de Nobelmedaille door koning Gustav v kreeg omgehangen. Het aansluitende banket in het Grand Hôtel voor een kleine tweehonderd genodigden begon om zeven uur. Heike zat tussen kroonprinses Margaret en gravin Louise Wachtmeister, schuin tegenover Bé; Albert en Onno hadden plaatsjes aan dwarstafels. Op het menu stonden ‘Tortue claire’, ‘Suprême de turbotin Walewska’, ‘Poularde Massenet’, ‘Chaufroix de cailles Lucullus’, ‘Salade’, ‘Fonds d'artichauts Maintenon’, ‘Parfait praliné’, ‘Friandises’ en ‘Fruits’ - het was een lange zit. Geschonken werd ‘Madère Old’, ‘Château Smith Haut Lafite’ (1905), ‘Rüdesheimer’ (1908), ‘Charles Heidsieck’ (Demi-sec, Brut, 1904) en ‘Porto Very Superior Old’. Net als in zijn studententijd stak Heike een ‘heel mooie bonbon’ in zijn rokzak: voor zus Jenny.Ga naar eind24 De toast die Heike uitbracht klonk als een klok. ‘Diep geroerd,’ begon hij zijn speech, ‘getuig ik bij dit feest, waarover de aanwezigheid van het koninklijk huis een toverglans legt, van mijn innige dank voor de mij nu bewezen eer, die een nog grotere betekenis krijgt omdat ik haar uit handen van zijne majesteit de koning mocht ontvangen.’ Geen moeilijkheid zo groot, ging hij à la Lorentz verder, of de glans van de Nobelprijs schonk frisse moed. Waarna eerst Van der Waals en de Hollandse wetenschap omhoog werden gestoken. ‘Wetenschap is een internationale zaak, maar bij het beoefenen ervan hebben landen strijd te leveren,’ aldus Heike. Ook de Zweedse fysica kreeg een veer toegestoken. ‘Bij wijze van hartelijke dank,’ besloot Heike zijn speech, refererend naar de vriendelijke bejegening door de Zweden en de lovende openingswoorden van Academie-president Nordström, ‘hef ik mijn glas ter ere van de Zweedse fysici.’Ga naar eind25 Het werd nog een vrolijke boel in het Grand Hôtel, getuige het verslag in de nrc: ‘Het feest, dat tot middernacht werd voortgezet, was zeer geanimeerd; de prijswinnaars werden ten slotte op de handen van jonge zangers en oudere gedecoreerde heeren in triomf de zaal rondgedragen. De feeststemming was ongedwongen en buitengewoon vroolijk, heel verschillend van wat anders deze stereotype feestelijkheden blijken te zijn.’Ga naar eind26 Het is goed mogelijk dat Onno, die eerder naar Nederland terugkeerde - en van Heike de bonbon voor Jenny meekreeg -, als bron optrad. Ook zou, zo meldden Zweedse kranten, het studentenlied ‘Sjungom studentens lyckliga dag!’ zijn aangeheven.Ga naar eind27 | |
[pagina 480]
| |
De Nobelrede, de volgende middag in de fraaie gehoorzaal van de Academie, gaf een doortimmerd overzicht van dertig jaar cryogene activiteiten.Ga naar eind28 ‘Treedt u met mij het Leidse laboratorium binnen,’ begon Heike zijn presentatie. De cascade, de waterstofinstallatie, de meetapparatuur, de aanval op het helium, het thermodynamische, magnetische en elektrische onderzoek, de supergeleiding: alles kwam aan bod, geen medewerker of technicus werd overgeslagen, iedere buitenlandse onderzoeker die de Leidse koude had benut passeerde de revue. Lantaarnplaatjes van de installaties verlevendigden het verhaal en gaven houvast - de complexiteit van de heliumcryostaat, met zijn dewarglazen als baboesjkapoppetjes, zal op de aanwezigen indruk hebben gemaakt. In zijn voordracht schetste Heike hoe het oorspronkelijke doel van de Leidse cryogene activiteiten, het testen van de toestandsvergelijking, gaandeweg was verbreed, resulterend in een verregaande specialisatie in lage temperaturenonderzoek. Het ontsluiten van het vloeibaar heliumgebied, ‘dat temperaturen binnen bereik bracht die voor zekere verschijnselen praktisch neerkomen op het absolute nulpunt’, had tot nieuwe en verrassende ontdekkingen geleid. ‘Het warmtetheorema van Nernst en, meer in het bijzonder, Plancks quantumtheorie en zijn theorie van de nulpuntsenergie hebben ervoor gezorgd dat metingen bij lage temperaturen voor fysici van het grootste belang zijn.’ Het is waar dat Faradays vraag of alle gassen vloeibaar zijn te maken stap voor stap is opgelost in de zin van Van der Waals' adagium ‘stof zal wel altijd aantrekking vertonen’, waarmee een fundamentele kwestie de wereld uit is geholpen. Maar tegelijkertijd dient zich met de vraag die Planck heeft opgeworpen een nieuw probleem aan, naar het zich laat aanzien niet minder fundamenteel, en onderzoekingen naar de eigenschappen van de materie bij lage temperaturen kunnen bijdragen aan de oplossing. Heike eindigde met een visioen. ‘Ik voorzie dat overal in het Leidse laboratorium metingen in cryostaten plaatsvinden waartoe helium, ruim voorhanden als water, getransporteerd wordt als bij andere vloeistoffen nu het geval is. In de tussentijd valt er, zij het niet zonder problemen (zoals toen we met vloeibare zuurstof gingen werken), in de nabijheid van de heliumcryostaat genoeg onderzoek te doen dat kan bijdragen aan het wegnemen van de sluier waarmee de temperatuurbeweging bij kamertemperatuur het zicht op de binnenwereld van de atomen en elektronen ontneemt.’ Bij het uitspreken van zijn Nobelrede voelde Heike zich niet 100 procent fit. Het ‘bijzonder opgewekt doch wel wat inspannend feest’ van de avond | |
[pagina 481]
| |
ervoor eiste zijn tol via de gebruikelijke verkoudheid. Volgens ‘gewonen regel’ had hij zijn Nobelvoordracht niet mogen houden. Maar hij waagde het erop en werkte het drukke programma voor die dag gewoon af: om twee uur de rede in de gehoorzaal van de Academie, daarna audiëntie bij de koningin en 's avonds dineren met de koning, verluchtigd met muziek van Wagner, Verdi en Bonelli. Alles bij elkaar te veel voor Heikes tere gestel en de volgende morgen moest hij van Bé onder de wol - zij het pas nadat hij bij een bank de Nobelcheque had geïnd. Tien dagen mocht hij het Grand Hôtel niet uit. ‘Toen heb ik verder van de verhalen van B. en Albert, die veel moois zagen en veel vriendelijkheid genoten, geprofiteerd terwijl ik thuis bleef uitvieren,’ schreef Heike aan Van der Waals. Bé en Albert maakten nog een uitstapje naar Uppsala, waar ze ook Bengt en Anna Beckman, die het jaar ervoor bij Onnes hadden gewerkt, opzochten. Het huisarrest gaf Heike ruim gelegenheid de post van het thuisfront te beantwoorden. Schreef pa Bijleveld dat het in Stockholm voor de zieke gelukkig ‘gunstig weer’ was, andere familieleden stuurden vooral knusse brieven. Zo noemde nicht Virginie haar ooms ‘Ontje’ en ‘Heikje’. ‘Hoe heerlijk toch dat een Nobelprijswinnaar de bijnaam heeft van “'t geitje” dat is typerend voor de mensch en spreekt mijns inziens boekdelen.’ Ook meldde ze dat op Huize ter Wetering een brief met wel honderd uitroeptekens was bezorgd waarin een perpetuum mobile uit de doeken werd gedaan. Jenny liet zich evenmin onbetuigd: ‘ik denk weer aan de kamer in de Zoutstraat, hoe jij mij op de arm droeg en weer heb ik het makkelijke gedeelte en draag een naam door jou beroemd gemaakt.’ En aan Bé: ‘wat toch een geluk dat een man zijn verpleegster en vrouwelijke lijfarts mee op reis heeft, wat zal het kleine geitje dankbaar zijn, ik [uiltje] zie zijn oogjes al naar jou kijken.’Ga naar eind29 Op midwinterdag begonnen Heike, Bé en Albert de thuisreis. ‘Uitgeleid met bloemen, werden wij te Copenhagen al weer even vriendelijk ontvangen en kon ik toen ook van de stad medegenieten,’ schreef Heike aan Van der Waals. ‘Kortom het is een reis met aller heerlijkste herinneringen samen met B. en Albert, wat de waarde er van nog zooveel verhoogt.’ Weer in Nederland zocht Heike nog voor de kerst de Zweedse gezant op: van de Nobelsom schonk hij duizend kronen aan het ‘Central styrelsen för Stockholms Skollovskolonier’, een instelling voor kindervakantiekolonies.Ga naar eind30 Ook Bé deelde in de weelde: ze kreeg een broche met diamanten.Ga naar eind31 In de pers werd de zesde Nederlandse Nobelprijs (al direct in 1901 had Jacobus van 't Hoff die voor de scheikunde gewonnen voor zijn pionierswerk aan chemische evenwichten en osmotische druk; oud-minister van Staat Tobias Asser won in 1911 de prijs voor de vrede) breed uitgemeten. | |
[pagina 482]
| |
Crommelin schreef een fraai geïllustreerd artikel voor de Panorama,Ga naar eind32 Kuenen pakte uit in het Chemisch Weekblad,Ga naar eind33 terwijl Van der Waals een stukje in De Gids publiceerde, eindigend met de ‘streelende gedachte’ dat dit al de vierde natuurkundeprijs was die het vaderland in de wacht had gesleept.Ga naar eind34 Eenzelfde nationalistisch sentiment, maar dan omgekeerd, ademde een scherp artikel in De Vlaamsche Hoogeschool dat vergezeld ging van Menso's portret van Heike uit 1909. Over de drie Leidse Nobelprijswinnaars: ‘Dat wijst op een hoogte van wetenschappelijk peil, waartegenover alle Belgische bluf tot verdediging der Fransche Hoogeschool van Gent verstommen moet: Belgische wetenschap wacht nog altijd naar haar éérsten Nobelprijs.’Ga naar eind35 |
|