Heike Kamerlingh Onnes. Een biografie
(2005)–Dirk van Delft– Auteursrechtelijk beschermdDe man van het absolute nulpunt
[pagina 91]
| |
6 Handhaaft en beschaaftHeike was ‘een “vindicater” met hart en ziel’.Ga naar eind1 Sociëteit Mutua Fides mocht na het mislukte avontuur in Amsterdam ‘vol zijn van een jonger geslacht’,Ga naar eind2 het weerhield de student die bij Mees de handen uit de mouwen ging steken er niet van het knusse lokaal op de hoek van de Grote Markt en de Ebbingestraat te frequenteren. Dat moest ook wel want als correspondent van het Studenten Weekblad - na de valse start in maart 1871 was Heike oktober 1873 alsnog in functie getreden - deed hij met regelmaat verslag van de corpsvergaderingen van Vindicat atque Polit. Veel schokkends viel er het jaar van zijn correspondentschap niet te melden. De ‘smakelijke’ inauguratie van vijftien nieuwe leden, de ‘luisterrijken biersteek’ door sociëteit Omlandia aan de leden van VaP aangeboden, de ‘gezellige’ dies natalis: het waren verplichte figuren. Het opvallendste corpsnieuws was nog de verzoening met Utrecht. De ruzie met de broeders uit de Domstad was september 1871 begonnen. Toen bleek dat kastelein E. Kock van Mutua Fides de Utrechtse sociëteit zou gaan beheren op een moment dat zijn contract met Groningen nog liep. De Utrechtse senaat waste zijn handen in onschuld: corps en sociëteit zouden in Utrecht strikt gescheiden opereren, was de redenering, en het contract met Kock was door commissarissen van sociëteit Placet Hic Requiescere Musis afgesloten. Vindicat nam met deze verklaring geen genoegen omdat leden van de Utrechtse senaat het leeuwendeel der Utrechtse kroegcommissarissen uitmaakten. Na een vruchteloze correspondentie en boze moties over en weer brak Utrecht op 7 december 1871 de vriendschapsbetrekkingen af.Ga naar eind3 Pas na bemiddeling van het collegium van het Leidsch Studenten Corps kwam aan de brouille een einde. Op 19 februari 1874 vierden meer dan honderd studenten in het Amsterdamse Paleis van Volksvlijt een spetterend verzoeningsfeest. De volgende dag was er ter bekrachtiging van de weer aangeknoopte banden een matinee en een galavoorstelling in circus Carré. ‘Het zou de moeite waard wezen, weer ruzie te maken, om nog eens zóo feest te kunnen vieren,’ vond de Groninger Studentenalmanak.Ga naar eind4 Na een benoeming tot almanakredacteur te hebben geweigerdGa naar eind5 werd Hei- | |
[pagina 92]
| |
ke op de corpsvergadering van 30 september 1875 tot lid van de senaat van Vindicat gekozen, met 58 van de 71 uitgebrachte geldige stemmen. Twee weken later volgde de installatie tot rector, in een openbare senaatsvergadering in Mutua Fides. Conrad Mensinga, klasgenoot op de hbs en medestudent bij Mees, werd gekozen tot abactis. ‘Aangenaam is het mij,’ aldus de 22-jarige Heike in zijn aanvaardingstoespraak, ‘met dit lint omhangen te worden, dat mijne intimi [Johan A.] Tellegen en Van Leeuwen vóór mij hebben gedragen.’Ga naar eind6 Heike had geluk: tijdens zijn rectoraat beleefden Vindicat én de Groninger hogeschool een bewogen jaar. Zo kon hij zijn talenten als organisator - weldoordacht analyserend, altijd met hart voor de zaak - ontwikkelen en in de praktijk beproeven. Twee kwesties beheersten tijdens de senaat-Onnes de agenda: de dreigende opheffing van de Groninger hogeschool en het slechte beheer van sociëteit Mutua Fides. Een handicap vormde de extreem magere begroting omdat zich oktober 1875 niet meer dan acht eerstejaars gemeld hadden - een diepterecord. Eerdere jaren had Vindicat tientallen groenen verwelkomd en omdat ze, boven op de contributie van ƒ 22, ieder een eenmalig bedrag van ƒ 50 in de corpskas stortten betekenden de acht van 1875 een forse financiële aderlating. De een of twee kwartjes boete voor te laat komen bij een senaatsvergadering of voor afwezigheid zonder kennisgeving, door de ‘wet’ bevolen, zetten geen zoden aan de dijk. Toen in november veertig leden van de Flankeurs-compagnie, oud-studenten van de academies van Groningen en Franeker die in 1830 de tiendaagse veldtocht tegen de Belgen hadden meegemaakt, in Groningen een reünie hielden, was er in de senaat uitvoerige discussie over de hoeveelheid sigaren en de kwaliteit champagne die de dappere grijsaards tijdens een soirée musicale in sociëteit Mutua Fides geserveerd zouden krijgen. De kosten - naast bier en ‘gewone’ wijn gingen er die avond 111 flessen champagne doorheen - werden uiteindelijk hoofdelijk over de Vindicat-leden omgeslagen.Ga naar eind7 De opheffing van de academie dreigde sinds 1870, toen een Kamermeerderheid er bij de regering op aandrong in de kwestie van het aantal hogescholen ‘een moedig initiatief’ te nemen, wat alleen maar kon inhouden dat Groningen het doodvonnis tegemoet kon zien.Ga naar eind8 De val van het ministerie Fock-Van Bosse, december 1870, haalde de druk van de ketel. Ook het aantal studenten steeg weer, al kwam dat vooral door de gulle dispensaties die Thorbecke aankomende medici en natuurfilosofen - voorzover afkomstig van de hbs - gaf op het vlak van de klassieke talen. Na de dood van Thorbecke in 1872 en het aanscherpen van bestaande toelatingseisen door de Tweede Kamer zette prompt weer een daling van het aantal Groninger studenten in. Steeds moeilijker werd het bekwame hoogleraren aan te stellen. De noor- | |
[pagina 93]
| |
delijke academie leek een zinkend schip; redding was alleen mogelijk als de langverwachte nieuwe wet op het hoger onderwijs gunstig uitpakte. ‘Alle onrust,’ citeerde Huizinga de Annales van 1871-1872 in zijn weergave van de zaak, ‘loste zich op in de verlangende kreet: de nieuwe wet, eindelijk dan toch de nieuwe wet!’ Gunstig leek het dat na de dood van Thorbecke de ministerspost voor Binnenlandse Zaken voor de tweede keer toeviel aan mr. J.H. Geertsema, van 1845 tot 1864 secretaris van de curatoren der Groningse hogeschool. Direct na zijn aantreden benoemde hij hoogleraren voor beide vacante leerstoelen theologie in Groningen, op een moment dat de theologische faculteiten op landelijk niveau ter discussie stonden. Na dit ruimhartige gebaar zal het geen verbazing wekken dat Geertsema's ontwerp voor een nieuwe wet op het hoger onderwijs, op 15 januari 1874 aan de Tweede Kamer aangeboden, Groningen uiterst welgevallig was. ‘Men heeft de Groningsche hoogeschool gaandeweg laten vervallen door onthouding van hetgeen zij voor ontwikkeling en vooruitgang noodig had,’ gaf het wetsontwerp treffend de gevoelens van talloze Groningers weer. Water gebeuren moest? Versterk het onderwijzend personeel, verbeter en vermeerder de materiële hulpmiddelen en de Groninger academie ‘zal een nieuw leven ontvangen en nog meer dan thans als centrum van beschaving eenen heilzamen invloed kunnen uitoefenen’.Ga naar eind9 Helaas, in het Kamerverslag van 7 juli 1874 over Geertsema's ontwerp werd opnieuw betoogd dat Groningen moest wijken. Niet geld was het probleem maar de moeilijkheid drie hogescholen intellectueel op peil te houden. Weer werd de regering om ‘een moedig initiatief’ verzocht, die aan dat verlangen geen gehoor kon geven omdat zij inmiddels demissionair was. Heemskerk mocht het weer proberen en december 1874 lag er een gewijzigd wetsontwerp op tafel dat, net als in 1868, uitging van drie hogescholen. Groningen begreep dat lobbyen voor de goede zaak geen kwaad kon en in Den Haag regende het petities en pamfletten. Als eerste betoogde het Groninger stadsbestuur op grond van het Traktaat van Reductie uit 1594 dat het algemeen belang de regering er eenvoudig toe dwong het noorden een ‘brandpunt van beschaving’ te gunnen en de ontwikkeling van de bevolking niet te frustreren. Dat was op 4 januari 1875. Diezelfde maand belegde het Comité tot behoud der Groninger hogeschool een bijeenkomst in De Harmonie. In twee ‘adressen’ werd de Tweede Kamer gevraagd Groningen te handhaven - ‘dooft het licht niet uit maar plaatst het hooger op de kandelaar’ - terwijl minister Heemskerk een hart onder de riem werd gestoken. Alles ondertekend door voorzitter J.W.C. baron van Ittersum en 2304 medeburgers.Ga naar eind10 | |
[pagina 94]
| |
Vindicat wilde niet achterblijven en op 3 februari legde de senaat de corpsvergadering een conceptadres voor. Heike (nog geen rector) prees het initiatief maar had bezwaren tegen de inhoud van het adres. Het zou slechts argumenten die het Comité had aangevoerd herhalen. In plaats van lokale belangen te benadrukken, aldus Heike, zou de aandacht moeten uitgaan naar het belang dat de wetenschap zelf had bij het voortbestaan van de Groninger academie. Hoger onderwijs gedijde bij meerdere academies. Dat leidde tot ideeënuitwisseling tussen geleerden, verminderde ‘het gelooven op gezag’ en kleine academies hadden het voordeel dat de hoogleraren zich intensiever met de studenten konden bemoeien. ‘De academies te Kiel, Rostock, enz. tellen noch minder studenten dan Groningen en de regeering denkt er volstrekt niet aan, ze op te heffen.’Ga naar eind11 Heike oogstte bijval en had een stevig aandeel in een nieuw adres dat op 8 februari werd aangenomen.Ga naar eind12 Het argument dat Nederlands intellectuele potentieel tekortschoot om drie hogescholen op niveau te houden werd weerlegd met verwijzing naar het legioen capabele goedbetaalde hbs-leraren dat zich in korte tijd had aangediend: meer salaris voor de hoogleraar en alles kwam goed. Bijna alle gemeenten van de provincie Groningen lieten in Den Haag van zich horen. Ook Drenthe liet zich niet onbetuigd, terwijl in Friesland negentien gemeentes (waaronder Franeker, dat zijn hogeschool in 1811 was kwijtgeraakt) zich voor de Groninger academie uitspraken. De curatoren reageerden begin mei, toen het Kamerverslag van het ontwerp Heemskerk er lag. Dat verslag liet zien dat in de Tweede Kamer voor- en tegenstanders van de Groninger academie elkaar inmiddels in evenwicht hielden: het papieren bombardement leek te helpen. Het gewijzigde wetsvoorstel, door Heemskerk in augustus 1875 ingediend, zette in op behoud van Groningen. Maar Groningen was er niet gerust op, zeker niet toen de stad in 1875 ook nog eens zijn gerechtshof aan Leeuwarden kwijtraakte. Naarmate de behandeling van het wetsontwerp naderde, groeide de zorg over de afloop. Intussen had het strijdtoneel zich verplaatst naar de lokale en landelijke pers. Ook tegenstanders roerden zich. Zo plaatste de Groninger Courant van 19 februari een artikel dat eerder in de Nieuwe Rotterdamsche Courant had gestaan en dat van de Groninger hogeschool geen spaan heel liet. De ‘malaise’ onder de professoren zou zeer groot zijn, studenten vluchtten massaal weg en hoogleraren moesten hun gederfde inkomsten vanwege de zeer slecht bezochte colleges zien te compenseren met lidmaatschappen van de gemeenteraad of Provinciale Staten, door in examencommissies zitting te nemen, populaire boekjes af te scheiden, of door er een ‘uitgebreide praktijk’ als arts of advocaat op na te houden. Groningen, zo besloot het artikel, was een ‘strafkolonie’ voor hen die de kans om in Leiden of Utrecht te studeren | |
[pagina 95]
| |
Heike, 22 jaar oud.
hadden verspeeld. Ook Groningers die een handelsstad al mooi genoeg vonden kregen op 27 februari de gelegenheid zich in de Groninger Courant tegen de academie uit te spreken. Hard tegen hard ging het. Toen een zekere S. in maandblad de Spectator beweerde dat voorstanders van het behoud van de academie te vinden waren onder ‘hen die te Groningen studentenkamers verhuren, studententafels houden of zonder ballotage lid van de Harmonie wenschen te zijn’, reageerde hoogleraar geneeskunde Dirk Huizinga in de Groninger Courant als door een adder gebeten: ‘Laat iemand met zulk een bekrompen blik zwijgen in deze.’ Een briefschrijver in de Provinciale Groninger Courant was het roerend met hem eens: ‘Zulke excrementen van dergelijke sujetten gaat men eenvoudig in de vuilnisbak stoppen, zonder er verder notitie van te nemen.’Ga naar eind13 Op zaterdag 4 maart riep Heike de senaat van Vindicat bijeen voor een buitengewone vergadering. Het was de rector ter ore gekomen dat het Academiecomité, nu de behandeling van de wet op het hoger onderwijs aanstaande was en het er echt om ging spannen, een open brief naar de Tweede Kamer ging sturen om nog eenmaal de goede zaak te bepleiten. Ook de senaat van de academie, die tot ontstemming van velen zich altijd stil had gehouden (een ‘oratio pro domo [heeft] hare bedenkingen’, verdedigde ze zich), en b & w zouden een adres naar Den Haag sturen. Vindicat, zo meende Heike, kon niet achterblijven. Dat gaf het corps tevens de gelegenheid lasterlijke aantijgingen in de pers als zou de ijver van de Groninger professo- | |
[pagina 96]
| |
ren zijn verflauwd recht te zetten. Samen met abactis Conrad Mensinga stelde Heike een tekst op die twee dagen later door de corpsvergadering met ‘donderend applaus’ werd begroet. Kleine academies waren goed tegen ‘coteriegeest en autoriteitsgeloof’ en als aan de onzekerheid van het voortbestaan van de Groningse academie een einde kwam en de scheve verhoudingen - de periode 1865-1875 had de Leidse universiteit ƒ 3.529.334 van de overheid ontvangen, de Utrechtse ƒ 1.331.180 en de Groningse een armzalige ƒ 886.004 - waren rechtgetrokken, zouden ouders uit het noorden hun zonen niet langer voor hun studie naar elders sturen. Ten slotte werd in het Vindicat-adres fijntjes opgemerkt dat prijsvragen van de Nederlandse universiteiten procentueel gezien Groninger studenten meer medailles hadden opgeleverd dan Leiden en Utrecht bij elkaar.Ga naar eind14 De tekst verscheen op 9 maart integraal in de Groninger Courant en drukkerij J.B. Wolters was zo vriendelijk gratis 350 exemplaren te leveren. Een dag eerder was de Tweede Kamer begonnen aan de behandeling van Heemskerks wetsvoorstel. Na acht dagen debatteren en stemmen stond het voor Groningen cruciale artikel 32, dat uitging van drie universiteiten, op de agenda.Ga naar eind15 De Groningse afgevaardigde mr. Sam van Houten, de man van de kinderwet uit 1874, had zijn collega-volksvertegenwoordigers het gevaar van het schrappen van Groningen in zware termen geschetst: ‘denationaliseering van het noorden.’ Altijd had een meerderheid der Tweede Kamer de Groningse universiteit willen opheffen en het lid Van Kerkwijk kondigde tijdens het debat op 17 maart een amendement aan om dat alsnog in orde te brengen. Intussen hadden Groningen en Amsterdam op initiatief van J. Kappeyne van de Coppello de handen ineengeslagen en was er een compromis bereikt: Groningen zou behouden blijven en het Athenaeum Illustre van Amsterdam zou promoveren tot universiteit. Ineens kreeg Nederland niet twee maar vier universiteiten. Van Kerkwijk was deze manoeuvre kennelijk ontgaan. In de woorden van Huizinga: ‘Even voor de hamerslag, waardoor artikel 32 zonder hoofdelijke stemming zou zijn aangenomen, wilde Van Kerkwijk toch nog opstaan. De Handelingen vermelden het krachtwoord niet, dat Van Houtens handgreep vergezelde, waarmee hij, achter Van Kerkwijk gezeten, dezen het oprijzen belette. En de hamer viel.’ Zodra het telegram met het blijde nieuws vrijdag tegen het middaguur Groningen bereikte, brak een geweldig feest los. De Provinciale Groninger Courant drukte de tekst in allerijl in reuzenformaat af en hing die op strategische plaatsen in de stad op, concurrent de Groninger Courant de loef afstekend. De laatste sloeg op zaterdag 18 maart terug door de reguliere berichtgeving over de Tweede Kamer op pagina één te schrappen ten faveure van een hoofdartikel onder de kop ‘Leve de akademie!’ De dag dat alles toch nog | |
[pagina 97]
| |
goed kwam ging overal in de stad de vlag uit, speelde het carillon vrolijke deuntjes en vielen studenten en burgers elkaar op straat in de armen. Vindicat atque Polit had het feestprogramma al klaarliggen - plan b, een door Heike voorgestelde ‘plechtige funus’ inclusief zwarte handschoenen en treurmuziek, kon achterwege blijven.Ga naar eind16 Vrijdagavond werd begonnen met een luisterrijke serenade (kosten ƒ 260 waarvan ƒ6 voor de politie en ƒ 4 aan bier voor de muzikanten van de schutterij). ‘Reeds sedert een paar dagen lag een partij flambouwen te wachten op de lont, een evenredig aantal dragers op het voortschrijdend commando,’ schreef de Vox.Ga naar eind17 De stoet rijtuigen en ‘gespoorde ruiters’, feeëriek verlicht door Bengaals vuur en, zoals Mensinga serenades beschreef, ‘omstuwd door eene grote menigte plebs, dat van zijne belangstelling in het feest door luidruchtig gezang, getier, gedrang en standjes blijken gaf’,Ga naar eind18 trok vanaf sociëteit Mutua Fides door de Groningse binnenstad. Huldebetoon was er voor de commissaris van de koning, de burgemeester, de in het Academiegebouw verzamelde hoogleraren en voor het Academiecomité. Na afloop was er op de sociëteit een soirée musicale met invités. Terwijl de Vindicat-pocaal rondging vergeleek Heike de academie met een uit een kerker verloste maagd, noemde hoogleraar D. Huizinga de studenten ‘de stoom eener locomotief’ en sprak rijksadvocaat Modderman van ‘edelaardigen muzenzonen’.Ga naar eind19 Waarna het ‘Io vivat’ werd aangeheven. Zaterdag was er een soiree in De Harmonie. Een dozijn sprekers bracht in de groen versierde zaal een toast uit, Heike als eerste. ‘De wetenschap,’ sprak de rector, ‘is de koningin der wereldgeschiedenis; zij doordringt alle poriën onzer maatschappelijke organisatiën; [...] zij is de Moeder der waarheid en der vrijheid tevens. En daarom staat zij hoog aangeschreven, is zij hoog in eere bij het vrije volk van het Noorden. [...] Daarom, leve Groningens burgerij! De studenten hebben haar lief!’Ga naar eind20 Had Heike bij de reünie van de flankeurs en de inauguratie van de nieuwe Vindicat-leden door ziekte verstek moeten laten gaan, de festiviteiten rond het behoud der hogeschool boden hem alle kans zijn sprekerstalenten te etaleren. De Vox schreef dat de rector ‘gedurende het gansche beloop der feesten het woord bij voortduring zoeter dan honig van de tong vloeide’.Ga naar eind21 Na een dag rust werden de festiviteiten maandagmorgen voortgezet met een matinée musicale in De Harmonie, aangeboden door de Studenten-IJsclub - die bij gebrek aan ijs goed bij kas zat en blij was het haar toebedeelde jaarbudget alsnog te kunnen spenderen. Die avond bood Vindicat de leden van De Harmonie een muziekuitvoering aan. De stemming was ‘zo mogelijk nóg meer opgewonden’ dan zaterdag, ‘vooral toen na de eerste pauze het voor de heeren zo lastige, voor de dames zoo aangename verbod van te rooken was opgeheven’.Ga naar eind22 Opnieuw toverde Heike met beeldspraken. Ditmaal | |
[pagina 98]
| |
vergeleek hij de academie met een oude eik. ‘De winter is over haar heengegaan. [...] Er waren er, die hem toen vellen wilden om er brandhout van te maken.’ Gelukkig was dat alles nu voorbij en zou de Groninger eik weldra ‘nieuwe bloesems, nieuwe vruchten’ te zien geven. En hij vervolgde: De welvaart der deelen is de welvaart van het geheel. Dat heeft onze volksvertegenwoordiging begrepen. Een nauwere band is daardoor tusschen ons en het gemeenschappelijk vaderland gelegd, tusschen ons en de overige provincien. En daarom drink ik op het lieve vaderland, dat het leve! bloeie! vooruit ga!Waarna het orkest ‘Wien Neerlands bloed’ inzette, welk lied door de zaal uit volle borst werd gezongen. Een ‘kroegjool’ in Mutua Fides besloot de avond. Een vrij rustige dinsdag, met een gulle receptie aangeboden door ondernemerssociëteit Soranus, vormde de opmaat tot de apotheose: een gekostumeerd studentenbal in de Harmonie op woensdag. Heike, president van de balcommissie, liet niets aan het toeval over en regelde gratis balboekjes. Met fonteinen, grotten, rotsen, bustes, guirlandes en reusachtige spiegels bood de Harmonie de aanblik van een lusthof. De avond kostte ƒ 596,94 en gevoegd bij alle andere uitgaven die week leidde dat tot ƒ 10 omslag per corpslid. Terwijl de studenten donderdag op adem kwamen, organiseerde de ‘vereeniging voor volksvermaken’ op de Grote Markt nog spelletjes boegsprietlopen. Wie zijn evenwicht verloor viel of in moorkalk, of in krijtwit. | |
Het beheer van Mutua FidesHet gewone leventje hernam zijn gang, met de contrapartij (aangeboden door de invités van het corps), de kermis in mei en wat zich verder aan vermaak aandiende. Twee netelige zaken wikkelde de senaat-Onnes nog voor de zomervakantie af. Er kwamen heldere criteria voor invités op Vindicatfeesten - altijd goed voor eindeloos gekrakeel - en op de valreep van het studiejaar verraste Heike de corpsvergadering met een initiatief dat het beheer van Mutua Fides overhoop haalde. De kroeg van Vindicat was door toedoen van kastelein Kock flink in de versukkeling geraakt. Het regende klachten. Vlak voor Heikes installatie als rector was er al eens in een corpsvergadering geageerd tegen de soort wijn die de kastelein schonk en de kwaliteit eten die hij serveerde. Dat er soms geen biefstuk was, alla, maar eieren moesten er zijn. In de praktijk had de kroegcommissie weinig tegen Kock in te brengen, al gingen er soms stemmen op het contract te verbreken. Toen de kastelein ook nog eens zijn administratie niet op orde had en problemen kreeg met de belasting, had Heike | |
[pagina 99]
| |
hem in een senaatsvergadering ontboden en een standje uitgedeeld. Ter verdediging voerde Kock aan dat studenten hun bestellingen massaal op rekening lieten zetten. Die ‘beren’, aldus de kastelein, hadden zo'n omvang aangenomen dat hij in financiële nood verkeerde. Ter oplossing van het probleem haalde Heike een voorstel uit de kast dat zijn vriend Johan Tellegen al in maart 1872 (zonder veel succes) op een corpsvergadering had ingediend. Vindicat ging de exploitatie van wijn en bier in eigen hand nemen, terwijl eten, sigaren, enzovoort voortaan contant met Kock moesten worden afgerekend. De kroegcommissie kreeg meer macht en kon de kastelein, in geval hij in gebreke bleef, boetes opleggen. Samen met Conrad Mensinga stelde Heike een kredietreglement op dat erop neerkwam dat er bonnen voor bier en wijn kwamen. Het studiejaar werd in drieën gehakt en per termijn had een lid (aanvankelijk) ƒ30 krediet. Wel moest de eerste maand van de lopende termijn minstens de helft van de schuld uit de vorige termijn zijn afgelost. Wie aan het begin van een termijn de eerste helft van zijn schuld uit de vorige termijn betaalde, én de tweede helft van zijn schuld uit de termijn daarvoor, bleef nog juist binnen de regels. Het was een ingenieus systeem dat op zaterdag 24 juni 1876, twee weken nadat Heike doctoraalexamen had gedaan, door de corpsvergadering werd aangenomen. Al snel bleek het ‘uitmuntend’ te functioneren: Mutua Fides bloeide op en de vereniging voer er financieel wel bij. Kock, die van Heike ondanks alles een nieuwe kans had gekregen, vloog december 1876 alsnog de laan uit toen een controle uitwees dat hij de wijnkelder had geplunderd. De schade, zo bleek maart 1877 uit een rapportage van de preses van de kroegcommissie, bedroeg zo'n ƒ 40. Peanuts in vergelijking met de 1500 gulden ‘zuivere winst’ die sinds de invoering van het nieuwe kredietsysteem, driekwart jaar eerder, was gemaakt.Ga naar eind23 Niet voor niets was op de corpsvergadering van 4 december 1877, kort nadat Heike het rectoraat had overgedragen, ‘onder daverend, oorverdoovend applaus’ een motie aangenomen waarin Heike Kamerlingh Onnes en Conrad Mensinga voor het ontwerpen van het nieuwe kredietsysteem uitbundig lof kregen toegezwaaid.Ga naar eind24 Diezelfde vierde december speelde een kwestie die liet zien dat Heikes studentenjaren er opzaten. Het ging om de Groninger kermis. Sinds 1854 die van september was afgeschaft werd de meikermis, die twee weken duurde, nog drukker bezocht. Behalve het gewone vermaak van draaimolens, wafelkramen, acrobaten, allerhande freaks en een ‘tandmeester’ waren er voor het meer beschaafde publiek muziek- en toneelvoorstellingen in grote tenten. Ook bij studenten was de kermis populair. Te populair, oordeelde de senaat van de Groninger hogeschool. In een | |
[pagina 100]
| |
ingezonden stuk in de Groninger Courant van 29 november 1877 riep hij de gemeenteraad dringend op ‘om in het belang van het academisch onderwijs de kermis af te schaffen of het houden ervan althans in de vacantie te bepalen’. Reden voor deze draconische maatregel: ‘De nadelige invloed der kermis op de geregelde werkzaamheden der studenten.’Ga naar eind25 Colleges werden massaal verzuimd, aan werken kwamen studenten niet meer toe en feitelijk begon voor velen met de komst van de kermis de grote vakantie. De hoogleraren, die vonden dat het einde van de cursus de tijd was om examens af te nemen, om vruchten van hun werk te plukken, hadden het nakijken. Het pleidooi om de meikermis af te schaffen wekte onder studenten grote beroering. De senaat werden ‘beledigend’ paternalisme en ‘misplaatste academische tucht’ verweten. Waar bemoeide men zich mee? Overigens stonden niet alle hoogleraren achter het gewraakte artikel: zeven lieten de gemeenteraad per brief weten zich van de inhoud te distantiëren. Op de corpsvergadering van 4 december gingen stemmen op om het adres van de academische senaat via een motie van afkeuring te hekelen. Heike, in zijn rol als scheidend Vindicat-lid, keerde zich daartegen. Het afschaffen van de kermis was géén beknotting van de vrijheid der studenten, betoogde hij. ‘Kermis heeft volstrekt niets met het studentencorps te maken.’ Bovendien, aldus Heike, berustte de inhoud van het adres van de academische senaat geheel op waarheid. De senaat stond de bloei van de Groninger academie voor en vriendschappelijke relaties met hoogleraren waren te belangrijk om via een motie van afkeuring in de waagschaal te stellen. En hij vervolgde: Wij mogen niet als corps wenschen, dat de kermis blijft. De kermis toch is alleen voor boerenmeiden en knechten; wel is waar verloren wij de schouwburgtenten, maar daarvoor zouden we ruimschoots schadeloos gesteld kunnen worden.Ga naar eind26Heike, die veel met hoogleraren omging, sprak tegen dovemansoren. Een ‘motie Onnes’, inhoudende ‘over te gaan tot de orde van de dag’, werd met 45 tegen 4 stemmen verworpen. Op 8 december probeerde Heike de motie van afkeuring tevergeefs af te zwakken. Uiteindelijk werd na verhitte discussies besloten de academische senaat te melden dat Vindicat atque Polit ‘met leedwezen’ van het ‘onverdiende’ adres aan de gemeenteraad kennis had genomen. De academische senaat liet het (zwakke) protest onbeantwoord. Dit schoot enkele corpsleden dusdanig in het verkeerde keelgat dat ze voorstelden de officiële betrekkingen met de hoogleraren voorlopig af te breken. De senaat van Vindicat wist dit te verijdelen, waarna de zaak doodbloedde.Ga naar eind27 | |
[pagina 101]
| |
Tijd voor Heike het studentenleven vaarwel te zeggen en zich te concentreren op een project dat nog de nodige titanenarbeid zou vergen: zijn proefschrift. |
|