Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdoriëntalismeOorspronkelijk en algemeen duidt men met de benaming oriëntalisme de studie aan van de beschaving van het Oosten (Oriënt), vooral dan van het zgn. Nabije Oosten. De term zelf wijst reeds op de blikrichting van waaruit naar die beschaving gekeken wordt. In meer specifieke zin wordt de term sinds het einde van de 20ste eeuw in de literatuurstudie en de cultuurgeschiedenis vooral gebruikt om er het zgn. exotisch, sensueel en geheimzinnig karakter van de literatuur, schilderkunst en cultuur van ‘het Oosten’ mee te benoemen, zoals het in de Westerse wereld sedert de 17de-18de eeuw en vooral sedert de mondiale kolonisering in de tweede helft van de 19de eeuw wordt gezien. Het was de Palestijnse literatuurwetenschapper Edward Said (1935-2003) die met zijn studie Orientalism (met de significante ondertitel ‘Western conceptions of the Orient’) in 1978 de term zijn huidige kritische betekenis gaf, nl. de Westerse, mannelijke, rationele en dominante blik (bewust of onbewust) en navenant discours (invloed van Michel Foucault) op een Oosterse, exotische wereld als een soort rechtvaardiging van zijn hegemonie en kolonisatie (‘colonial gaze’; zie postkoloniale literatuurstudie). Oriëntalisme werd aldus volgens Said een ideologische constructie die het Westen een culturele hegemonie verleende (invloed van Antonio Gramsci over de relatie tussen ideologie en macht). De opvattingen van Said waren baanbrekend, maar ook controversieel. Een aantal critici verweten hem een allegaartje van niet vergelijkbare gegevens bijeen te brengen als argumentering voor zijn ‘anti-Westers’ uitgangspunt. De grondthese van zijn werk is echter niet weerlegd. Lit: E. Said, Orientalism: Western conceptions of the Orient (1978) I. Buruma & A. Margalit, Occidentalism. The West in the eyes of its enemies (2004) G.P. Nash (red.), Orientalism and literature (2019).
|