Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdmagnum opusEtym: Lat. magnum = groot; opus = werk. Een 'groot werk' kwantitatief en/of kwalitatief gesproken, dat beschouwd wordt als de belangrijkste prestatie van een kunstenaar. Zo wordt Der Ring des Nibelungen (1853-1874) van Richard Wagner beschouwd als het werk waarin hij het maximum van zijn kunnen heeft afgeleverd. De uitdrukking wordt gehanteerd voor zowel primaire literatuur als secundaire literatuur, bijv. voor Het verdriet van België (1983) van Hugo Claus, maar ook voor de veeldelige serie Het koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog (1969-1991, 14 delen in 29 banden) van L. de Jong. Hoewel zo'n oordeel altijd een zekere subjectiviteit inhoudt, zou men over Vestdijks acht Anton Wachter-romans kunnen spreken van diens levenswerk, zoals bij L.P. Boon De Kapellekensbaan/Zomer te Ter-Muren (1953/1956) in aanmerking komen voor het predikaat 'magnum opus'. Ook H. Mulisch' De ontdekking van de hemel (1992) wordt als diens 'magnum opus' beschreven. Soms wordt de term ironich gebruikt om een artistiek dieptepunt aan te duiden. Lit: H. Bousset, Schrijven aan een opus (1982).
|
|