Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdbricolageEtym: Fr. knutselwerk, geknutsel. Term geïntroduceerd door de structuralist Cl. Lévi-Strauss in zijn anthropologische studie La pensée sauvage (1962) over het mythische denken in zgn. primitieve culturen. Lévi-Strauss vergelijkt er de bricoleur (knutselaar) met de ingenieur. De ingenieur is een professional die volgens een abstract vooraf bedacht plan gespecialiseerde hulpmiddelen gebruikt voor gespecialiseerde doeleinden; de knutselaar is een amateur die ad hoc en met de heterogene en niet-gespecialiseerde hulpmiddelen uit zijn omgeving een brede reeks praktische klussen probeert te verrichten. Lévi-Strauss gebruikt deze beelden in een bespreking van hoe culturen, primitieve of meer moderne, de werkelijkheid begrijpen en symboliseren. Enigszins zoals de knutselaar maakt de mythe creatief gebruik van voorhanden zijnde kennis, die steeds heterogeen en beperkt is, om daarmee een omvattende verklaring te construeren. Het concept werd overgenomen in een hele reeks andere vakgebieden. In de literatuurkritiek impliceert het doorgaans dat de auteur een soort van bricoleur of knutselaar is die gebruik maakt van de heterogene culturele materialen die aanwezig zijn in de omgeving. De beschikbare materialen zullen de creativiteit stimuleren (‘zou ik dit plankje niet kunnen gebruiken om...?’) maar tegelijk ook beperkingen stellen aan wat men ermee kan bereiken. Uit restanten en fragmenten die de kunstenaar heeft bijgehouden en rond zich vindt, probeert hij een nieuwe wereld te bouwen. Lit: Cl. Lévi-Strauss (vert. J.F. Vogelaar en H. ten Brummelhuis), Het wilde denken (1968).
|