Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdbyronismeAanduiding van de navolging, vooral in de romantische literatuur van de eerste helft van de 19de eeuw, van het werk van de Engelse dichter Lord Byron (1788-1824), die met zijn individualistische vrijheidsidealen, zijn gevoelens van melancholie over de onvervulbaarheid van het ideaal, zijn heldendom, wanhoop en cynisme, talloze West-Europese bewonderaars en navolgers kende. De zgn. byronic hero of byroniaanse held als romantisch personage-type wordt getekend in verschillende van Byrons werken (bijv. Childe Harold’s Pilgrimage, Manfred). Lord Byron, die qua levensloop en geestesgesteldheid affiniteiten had met de helden die hij creëerde, werd mee deel van de mythe. Zo hoort men de term byroniaans soms gebruiken als kwalificatie van een bepaald schrijverstype. De byroniaanse figuur is eenzaam en misantropisch; ondanks zijn vele talenten leeft hij in onmin met zichzelf, met de medemens en met God. Als een verdoemde en getormenteerde dwaalt hij door woeste landschappen. Hij is een principiële rebel, hoogmoedig en aangetrokken door het satanische en het duistere. Hij vindt een tragische voldoening in zijn lijden aan het leven, ook in meditaties over de vergankelijkheid van alle beschavingen. Op een dergelijk personage-type werd deels vooruitgelopen door oudere mythische figuren (bijv. Lucifer, Kaïn, Don Juan, Prometheus, Faust en Ahasverus). Het had zelf een enorme weerklank in de 19de eeuw. Tal van zgn. villains uit de gothic novel (bijv. Melmoth the Wanderer van Ch. Maturin, 1820) werden erdoor geïnspireerd of waren ermee verwant. Claude Frollo in Victor Hugo’s Notre-Dame de Paris (1831), Heathcliff in E. Brontës Wuthering Heights (1847), Rochester in Ch. Brontës Jane Eyre (1847) en Dorian Gray in Oscar Wildes The Picture of Dorian Gray (1890) zijn slechts enkele uit de galerij van bekende personages uit de 19de eeuw met byroniaanse kenmerken. In Nederland vond Byrons werk gedurende een tiental jaren slechts een zwakke weerklank, o.m. in het werk van de jonge N. Beets, die hem vertaalde en navolgde in José (1834), Kuser (1835) en Guy de Vlaming (1836), in een periode die hij later zou aanduiden als zijn ‘zwarte tijd’. Ook P.A. de Genestet (1829-1861) toont de invloed van het byronisme. Lit: T. Popma, Byron en het Byronisme in de Nederlandsche letterkunde (1928) U. Schults, Het Byronisme in Nederland (1929) H.E. van Gelder, Hildebrands voorbereiding (1956) G. Hoffmeister, Byron und der europäische Byronismus (1983) Byron en France, themanummer van Revue de littérature comparée (1990).
|