Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdcharivariEtym: Fr. ketelmuziek; etymologie onzeker, wellicht afgeleid van Laat-Lat. caribaria < Gr. karèbareia = hoofdpijn. (Laat)middeleeuwse stedelijke jongeren die zich met name tijdens de vastenavondviering onder het produceren van oorverdovende ketelmuziek groepsgewijs manifesteren om kritiek te leveren, normen te verdedigen en eigenbelang te behartigen, bijv. op de huwelijksmarkt. De charivari drongen ook door in de literatuur, bijv. in scharminkelliedjes en in het spotmandement Vander Blauwen Scute (ca. 1413, ed. Pleij, 1979), en in de Brusselse rederijkerskamer De Corenbloem (1477), ook wel aangeduid als de ‘Jongers van der Rethorycken’, met als zinspreuk-2 ‘Jeucht sticht Vreucht’. In de loop van de 16de eeuw verdwijnen de charivari.
Illustratie uit de Roman de Fauvel met charivari in vastenavondoptocht. [bron: R.L. Erenstein (red.), Een theatergeschiedenis der Nederlanden (1996), p. 114].
Lit: J. Le Goff e.a. (red.), Le charivari. Actes de la Table Ronde organisée à Paris 1977 (1981) H. Rey-Flaud, Le charivari. Les rituels fondamentaux de la sexualité (1985) H. Pleij, ‘Van keikoppen en droge jonkers. Spotgezelschappen, wijkverenigingen en het jongerengericht in de literatuur en het culturele leven van de late Middeleeuwen’ in Volkskundig Bulletin 15 (1989), p. 297-315 G.W.J. Rooijakkers, Charivari in de Nederlanden: rituele sancties op deviant gedrag, speciaal nummer van Volkskundig bulletin 15 (1989) 3 W.L. Braekman, Spel en kwel in vroeger tijd: verkenning van charivari, exorcisme, toverij, spot en spel in Vlaanderen (1992).
|