Evangelische liederen
(1738)–Johan Deknatel– Auteursrechtvrij
[pagina 67]
| |
2.Myn ziele zogt zo lange,
Haar wierd zo bange,
Myn ziele zogt zo lange,
Nu heeft zy rust;
Ik heb 't geen ik verlange,
Gansch nae in 't huis.
| |
3.Het Schepsel is verzwonden,
Daar dit gevonden;
Het Schepsel is verzwonden,
Als God na by.
De Geest is Hem verbonden,
En eeuwig vry.
| |
4.Hoe is de rust zo zoete,
Die ik geniete!
Hoe is de rust zo zoete,
In stillen grond!
Daar ik aan Jesus voeten,
Zit t'aller stond.
| |
5.Wie deeze Rust wil vaten,
Moet alles laaten;
| |
[pagina 68]
| |
Wie deeze Rust wil vaten,
Moet innig zyn,
God lieven en zich haaten,
Volstandig zyn.
| |
6.God zuiver en alleine,
In alles meine;
God zuiver en alleine,
Zy all uw goed
Eenvoudig, stil en kleine
Gy worden moet.
|
|