v.C.). Het verhaaltje kreeg een vaste plaats in de antieke fabelcorpora (bijvoorbeeld bij Babrius in de 2e eeuw n.C. en in de zogenaamde Pseudo-Dositheus in de 3e/4e eeuw n.C.), daarna ook in de middeleeuwse en moderne Europese fabel- en preekexempeloverlevering. In het Middelnederlands duikt de fabel voor het eerst op in de 13e-eeuwse fabelbundel Esopet (nr. 18). De overlevering ervan is tamelijk stabiel. Er duikt wel een enkele keer een afwijkende redactie op, maar die houdt nooit lang stand. Voorbeelden van zulke redacties zijn die in de aan Cyrillus toegeschreven Speculum sapientiae (13e eeuw? - ook in het Middelnederlands vertaald) en in de zogenaamde Romulus Nilantinus (11e eeuw). In de eerste wordt naast de leeuw ook nog een vos gevangen, maar de muis wil de laatste niet helpen. Hij heeft geen enkele reden om hem dankbaar te zijn. In de tweede bevrijdt de muis geholpen door vrienden en familie de leeuw uit een kuil door deze met aarde op te vullen.
Deze laatste redactie is vooral interessant omdat zij een brug lijkt te slaan naar qua datering oudere, waarschijnlijk in India ontstane oriëntaalse verhalen. Zo vinden we in verschillende bewerkingen van de met verhalen gelardeerde Indische vorstenspiegel Pancatantra, ontstaan tussen de 3e en de 6e eeuw, de kuil-redactie van ons verhaal met olifant(en) en muizen als handelingsdragers. Bijvoorbeeld: een olifant helpt een muis door hem uit een pot te bevrijden, door niet op zijn huis te trappen of door hem over een stroom te dragen. Kort daarop wordt de olifant in een valkuil gevangen of met andere olifanten aan een grote boom vastgebonden. Muizen ondergraven dan de wanden van de kuil en zorgen er zo voor dat deze instorten, of zij knagen de touwen door. Het laatste motief is ook in beeld gebracht op de in de 7e eeuw te dateren Mendut-tempel op Java.
Er circuleerden en circuleren nog in de Oriënt ook met de net-redactie vergelijkbare verhalen. In een op Indische bronnen teruggaand verhaal van ca. 400 in de Chinese boeddhistische geschriften-canon de Tripitaka bevrijdt een jakhals koning leeuw zo uit een bron, en op een medaillon op de stenen omheining van de stupa van Bharhut in India (ca. 2e eeuw) zien we hoe een schildpad de strik van een gevangen dier doorknaagt. Ook in andere Indiase verhalenbundels vinden we regelmatig verhalen over dieren (waaronder muizen) die in een strik of net gevangen vrienden bevrijden door dit vangtuig door te knagen. Een enkele hiervan heeft via Perzische, Arabische, Hebreeuwse en Latijnse bewerkingen en vertalingen ook de Europese literatuur bereikt, zoals bijvoorbeeld de fabel van de vriendschap tussen de muis, de rat, de schildpad en het hert, die onder andere bewerkt werd door Zacharias Heyns (1566-1638) in zijn Voorbeeldsels der oude wysen (eerste druk 1623), La Fontaine (1621-95) in zijn Fables choisis (xii, 15: ‘Le corbeau, la gazelle, la tortue, et le rat’; 1693) en Ludwig Bechstein (1801-60) in zijn Deutsches Märchenbuch van 1857 (at 233b, ‘The Birds Fly Off with the Net’). Anders dan in Azië, Siberië en Zuidoost-Europa bereikten deze verhalen echter niet de mondelinge overlevering.
Dit gebeurde wel met de westerse redactie van de muis en de leeuw, die in grote delen van Europa tamelijk getrouw werd opgenomen in de orale traditie, daarbij gesteund door een doorlopende en zeer omvangrijke reeks literaire bewerkingen, waarvan de versie van La Fontaine: ‘Le lion et le rat’ (Fables choisies ii, 11; 1668) als voorbeeld kan dienen. Buiten West-Europa wordt deze redactie meer gevarieerd en treden er ook andere, inheemse dieren in op. Noord-Amerikaanse