Onder de groene linde. Verhalende liederen uit de mondelinge overlevering. Deel 3. Liederen over trouw en ontrouw in de liefde, verleiding en verlating
(1991)–A.J. Dekker, Marie van Dijk– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 275]
| |||||
41
| |||||
ToelichtingOnder de opnamen die Will Scheepers in augustus en november van het jaar 1956 in Volendam maakte waren er twee van Wat lijdt de zeeman al verdriet. De eerste, gezongen door Aagje Bien-Molenaar en Maartje Schilder-Jonk, toen resp. 85 en 79 jaar oud, is verloren gegaan. De tweede was een zeer fragmentarische versie van Trijntje Steur-Tuip (Voorbeeld A). Twee jaar later nam B.W.E. Veurman bij dezelfde zangeres hetzelfde lied, maar nu veel uitgebreider, op. In 1967 nam Ate Doornbosch in Broekhuizen (L.) bij Huberta Reintjes van Megen een versie op die eveneens fragmentarisch was (Voorbeeld B).
Aan het eind van de achttiende eeuw verschijnt dit lied in boekjes als Het vermakelyke vrouwen-tuyntje (Een Nieuw Lied, van de Zeeman) en De vrolyke zeeheld. De melodie is te vinden in Zangwijzen van Oud-Nederlandse Volksliederen (nr. 11), een handschrift uit de achttiende eeuw, onder de titel: Wat lijt de zeeman al verdriet. Dezelfde zangwijs komt in dit werk nog een keer voor (nr. 94) met het opschrift: Te Haerlem in De Witte Swaan. Onder deze laatste titel is de melodie ook te vinden in het handschrift 758 Volksmelodieën (18e eeuw) en in het eerste deel van de Oude en Nieuwe Hollantse boerenlieties en contredansen (Amsterdam 1700-1716). Zowel de Volendammer tekst als de hieronder volgende tekst uit het Vrouwe-Tuintje (1817) kunnen er op worden gezongen, indien de laatste stroferegels worden herhaald. We drukken de achttiende-eeuwse melodie hier af, mede omdat de Volendammer melodie, hoe bijzonder ook, toch enigszins ‘versleten’ is: het melodieuze is er een beetje uit. De door C. Bakker omstreeks het jaar 1900 in Broek in Waterland opgete- | |||||
[pagina 276]
| |||||
kende melodie is verwant aan die van het Volendamse lied en duidelijker in overeenstemming met de Witte-Zwaan-melodie. Een Nieuw Lied van de Zeeman
1 Wat leid de Zeeman al verdriet
Als hy vaart naar vreemde Lande,
Maar op zyn reis en acht hy niet
Als hy maar komt te Lande.
Dan is zyn reize met 'er spoed
By myn alderliefste zoet.
Hy bragt haar mede veel geld en goed.
2
Ik had een Meisje teer bemind
Zeer figeland van leden,
Met twee bruin oogjes als een git
Haar leden zyn besneden:
Niet te kort of niet te lang,
Figeland is zy van gang,
Daar is geen Schoonder in het heele Land.
3
Maar toen ik nam myn afscheid
Van haar dien Zoeten Engel,
Ik heb haar adieu gezeid
Met tranen vol van mengel:
Wat gaf zy my toen te pand?
Het was op trouw haar rechterhand
Ik gaf haar een zoentje ik trok van kant.
4
Als ik myn reis nu had volbragt
Op de Zee met duizend stroomen,
Van haar zoo menig nacht,
Ik ben weer t'huis gekomen
Van myn reis met 'er spoed,
Al naar myn alderliefste zoet
'k Bragt haar mede veel sisGa naar voetnoot* en goed.
5
Toen ik daar hoorde als dat myn Bruid
Een ander had uitverkoren
Myn hert geperst ik roep overluid:
Ach was ik nooit geboren!
Ik zei: Wel myn lieve Saar
Gaat gy by een ander zwaar?
Verlaat gy zoo u trouw Minnaar?
6
Wel, was uw getrouwigheid
Aan my zoo gaauw vergeten
Doen ik uw aannam voor een Meid
Met bidden en met smeeken?
Lief, wie heeft uw zoo verdooft
Dat gy klapperny gelooft?
Uw Maagdebloeme die is gerooft!
7
Ach Lief, gy schuurt de moriaan,
Gy draait met alle winden:
Veel van beloven, weinig van doen
Gelyk ik ondervinden.
Liefste, beklaagt uw eigen schand,
Blust nu vry uw minnebrand
Want uw fortuin is nu van kant.
8
Nu wil ik dan voor myn afscheid
Myn jonk hert gaan vertroosten
Al met een frisschen roemer wyn,
Vaaren dan weer naar het Oosten.
Daar leef ik buiten zorg of pyn.
Adieu, gescheiden lief van myn,
Ik hoop God zal uw Leidsman zyn.
| |||||
[pagina 277]
| |||||
Lied
| |||||
[pagina 278]
| |||||
B. Nu wil ik voor de laatste maal
Opname 6 november 1967
[8] Nu wil ik voor de laatste maal
Mijn jonk hartje gaan troosten
Aan ene frisse roemer wijn,
En zo varen wij ten oosten
En daar leven wij zonder druk of pijn.
Adju, gescheiden lief van mijn,
'k Hoop God zal uwe leidsman zijn.
Gedeclameerd door Huberta Reintjes van Megen te Broekhuizen (L.), in 1901 geboren in Venray. Het lied leerde ze van haar moeder. De melodie herinnerde zij zich niet meer; van de tekst kende ze alleen nog deze (laatste) strofe. | |||||
Vermeldingen/literatuurBakker nr. 122; Davids 127; Scheurleer III, p. 577; Veurman nr. 3; Volksmelodieën [Hs. 758] nr. 490; Zangwijzen van Oud Nederlandse Volksliederen fol. 2v, nr. 11 en fol. 20v, nr. 94. | |||||
Liedboekjes
|