Onder de groene linde. Verhalende liederen uit de mondelinge overlevering. Deel 3. Liederen over trouw en ontrouw in de liefde, verleiding en verlating
(1991)–A.J. Dekker, Marie van Dijk– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 259]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
38
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ToelichtingOmstreeks het jaar 1600 moet dit al een bekend lied geweest zijn, te oordelen naar de wijsaanduiding Alst begint die de Leidenaar Anthonis van Buytevest boven de eerste twee strofen in zijn liedschrift schreef. De vele verwijzingen naar de toenmalige melodie van Ick heb die groene straete (Matter 84, Van Duyse I, 443) vanaf omstreeks dezelfde tijd bevestigen dat vermoeden. Min of meer volledige teksten van het lied zoals wij het nu kennen zijn er pas sinds ca. het jaar 1800, en het is de vraag of het dan nog steeds om hetzelfde lied gaat. De melodie waarop onze varianten in meerdere of mindere mate zijn gebaseerd, werd voor het eerst opgetekend door E. de Coussemaker (in Frans-Vlaanderen, gepubliceerd in 1856); Lootens en Feys, die het lied in Brugge optekenden, vermeldden in hun publicatie (1879) dat het in het begin van de negentiende eeuw door de kinderen ook wel ‘het hollandse lied’ werd genoemd. Het groene straatje intussen groeide in Nederland uit tot de groenelandstrate of groene landstrate, het groeneland(s)straatje, groenlandse straatje, groenewoudstraatje, groenehuisstraatje, groenemanswegje, het vrolijke straatje, het groene hofje en de groenebospaden.
In het Antwerps Liedboek komen, als onderdeel van een langere strofe, in Een amoreus liedeken (nr. 53) de volgende regels voor: [4]
Mijn schip is mi ontdreven
Minen ancker en leit niet vast
Mijn lief heeft mi begeven
Recht als een onwaert gast enz.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 260]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een aantal van onze opnamen bevat een met deze regels min of meer overeenkomende strofe, meestal als laatste. Mevrouw Warbout [voorbeeld B] zong deze en een er op aansluitende strofe als een zelfstandig lied. Beide strofen achter elkaar, als onderdeel van Ik ben er de groene straatjes, zijn overigens ook al te vinden in boekjes als De Amsterdamsche kermisvreugd (1798) en het Nieuw Enkhuizer Liedeboekje (1876).
De zangeres van liedvoorbeeld C, mevrouw Petronella van den Hoek in Middelburg, zong de drie eerste strofen van ik ben er de groene straatjes en besloot haar versie met: En slae ie je kop maor op de blauwe stenen
En verwacht de klare dag en gaat dan henen
het fragment dat kenmerkend was voor de C-varianten van Daar was er eens een ruitertje [lied 37]. De situatie, een jongen die naar binnen wil en een meisje dat hem er niet in wil laten, is in beide liederen dezelfde, en met het fragment wordt er in beide gevallen radicaal een eind aan gemaakt.
De zevende strofe in voorbeeld A, de ‘kraamstrofe’, komt slechts in ongeveer een derde deel van de opnamen voor, mogelijk uit gêne over de vierde regel. Werd de strofe gezongen dan luidde de vierde regel meestal zoals in voorbeeld A: die de dingen met mij of bij mij heeft gedaan. Sommigen deden er nog een schepje bovenop: Die zijn dingetjes goed heeft gedaan
(Driel 1970)
of zelfs Wie zijn dingetjes heel goed heeft gedaan
(Volendam 1966)
In het volgende voorbeeld wordt het probleem omzeild, maar de zielige indruk die de mannelijke hoofdpersoon toch al maakte wordt er alleen maar door versterkt: En Betje, als jij eens komt te kramen
mag ik dan voor peetvader staan?
Maar dan moet ik aan mijn vrienden wel zeggen
Ja maar dat, dat heb ik niet gedaan.
(Nijmegen 1969)
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 261]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De overgang tussen het goedenacht-wensen van de jongen en het aanroeren van de bruiloft van het meisje (in voorbeeld A van de vierde naar de vijfde strofe) is bijna altijd, ook in gedrukte versies, vrij abrupt. Mevrouw Aaltje Kollen-Slomp (Lelystad 1969) zong na de ‘goedenacht-strofe’ (3) een extra strofe (4) waarin het meisje het woord neemt: (3)
Zo jij er een andere min hebt
En ik er niet binnen zijn mag,
Dan wens ik u voor het laatste
Voor het laatste een vrolijke nacht
[4]
Gij behoeft mij geen goenacht te wensen
Want het heeft er nu niks geen zin;
Dat doet wel die andere liefste,
Dat doet wel die andere min.
De negende strofe in voorbeeld A is een zwerfstrofe, afkomstig uit het lied Toen ik op Neerlands bergen stond ofwel het lied van De drie ruitertjes dat in een volgend deel van Onder de groene linde besproken zal worden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Opname 13 oktober 1969 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 262]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1
Ik ben er de groenebospaden
Zo dikwijls ten einde gegaan:
Daar heb ik mijn zoetlief verlatenGa naar margenoot*
Dat hebben mijn vrienden gedaan.
2
Niet later dan gisterenavond
Stond ik voor mijn zoeteliefs deur,
Ik zeide: Wel Betje, doe open,
Doe open, want ik sta d'r veur.
3
Ik doe er voorware niet open,
Jij komt er voorware niet in!
Mijn deuren, die zijn er gesloten,
Er is al een ander lief in.
4
Is daar een ander lief binnen
Die ik er niet lijden mag?
Dan wens ik u voor het laatste
Nog eenmaal een vrolijke nacht.
5
Maar Betje als gij komt te trouwen
Stuur mij dan voorwaar een brief
Opdat ik op uw bruiloft mag komen
En kiezen dan een ander zoetlief.
6
Gij zult op mijn bruiloft niet komen
Gij zult op mijn bruiloft niet zijn!
Dan zijn er wel andere jonglieden
Die onder mijn glaassie zijn.Ga naar margenoot*
7
Maar Betje, als gij komt te kramen,
Wie zal er voor vader dan staan?
Wel Willem dat zal ik u zeggen:
Die de dingen met mij heeft gedaan.
8
Maar Betje, als gij komt te sterven,
Wie zal er op uw begrafenis zijn,
Opdat ik op uw grafsteen mag schrijven:
Hier rust nog een zoetlief van mij.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 263]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
9
Dan zal ik bloempies plukken
En strooien ze op uw graf,
Dan zal ik tulpies planten
En plukken die nooit weer af.
Gezongen door Jeltje Klaassens-Kommer (1886-1986) en haar zuster Johanna Greving-Kommer (1897-1979) te Taarlo. Beiden zijn geboren in Ide (Dr.). In het gezin Kommer waren een broer en zeven zusters. Hun ouders hadden een gemengd familiebedrijf in Taarlo. Overdag tijdens het werk en 's avonds in huiselijke kring werd er veel gezongen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
B. Mijn scheepje is mij er ontdrevenOpname oktober 19591
Mijn scheepje is mij er ontdreven,
Al mijn ankertjes lagen niet vast,
Mijn liefje is mij ontnomen,
Daar had ik niet wel opgepast.
2
Is er uw scheepje ontdreven
En lagen uw ankertjes niet vast?
Ga dan naar een ander lief zoeken
En houd je dan beter vast!
Gezongen door Neeltje Pietertje Warbout-de Vries [1891-1978) te Rockanje. Voor meer gegevens over haar zie lied 9. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 264]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
C. En ik ben d'r het groenlandse straatjeOpname 18 oktober 19521
En ik ben d'r het groenlandse straatje
Zo dikwijls ten einde gegaan,
En ik ben deur m'n zoetlief verlaten
En dat hebben m'n vrienden gedaan.
2
En niet langer dan gisterenavond
Stong ik veur mijn zoetlief 'er deur
En ik zeider: Betje, doet open,
Doet open, want ik staan er veur.
3
Maar ik doe je voorwaar niet open
En ik laat je voorwaar niet in!
Ga naar huus toe en leg je te slapen:
Der is een aore zoetelief in.
En slae ie je kop moar op de blauwe stenen,
En verwacht de klare dag en gaat dan henen.
Gezongen door mevrouw P. van den Hoek (1880-1958) te Middelburg. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Data en plaatsen van opname
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 265]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vermeldingen/literatuurOver de betekenis van groen, groeneland, enz.:Brouwer 224 e.v.; Bergsma 1913; Daan 318; Kunst 1951, 79; Veurman-Bax 91-92. Voor uitgebreide literatuuroverzichten m.b.t. Ik ben er de groene straatjes: Van Duyse I, nr. 111; Kunst 1951, nr. 8 en Veurman-Bax nr. 28; Zie voorts: Bakker nr. 199; Bartelink 1967 p. 121; Bols 1949, nr. 72; Buytevest f. 108r; Coussemaker nr. 125; DVl 7, nr. 143; Haan 1952; Haan 1957, nr. 114; Hichtum nrs. 853, 1054, 1117, 1186; Lootens/Feys nr. 70; Matter nr. 13; v.d. Molen nr. 16; Zurmühlen nr. 45. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Liedboekjes
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 266]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|