2
't Was Elsje Rinken van Muntendam, Muntendam,
Zij moest op boodschap naar Veendam.
3
Zij moest naar mijnheer Reinders toe, Reinders toe
Om daar een boodschap aan te doen.
4
En ze belde bij de voordeur aan, voordeur aan.
Toen kwam mijnheer Reinders er aan.
5
En Mijnheer Reinders sprak: (zeg) ga achterom, achterom,
Zal die de deur wel open doen.
6
En hij legde haar op een mat, op een mat
En ik sprak, o wat is dat?
7
En Mijnheer Reinders sprak: (zeg) houd u maar stil, u maar stil,
Ik zal wel doen wat ik ook wil.
8
En mijnheer Reinders sprak: (zeg) gaat uw gang, gaat uw gang,
Ga nu maar weer naar Muntendam.
9
En dat meisje (dat) hield zich acht maand stil, acht maand stil
Zonder vermogens of Gods wil.
10
En moeder sprak: kind, wat word je raar, word je raar!
Zullen wij eens naar de dokter gaan?
11
En de dokter sprak: O wee dat is mis, dat is mis!
Zeg mie maar gauw waar dat van is.
12
Ja, dat heeft mijnheer Reinders 'daan, Reinders 'daan.
Die woont daar in de Nieuwe Laan.
Gezongen door Aaltje Beuker-Venema te Veendam, waar ze in 1917 werd geboren.Haar vader was fabrieksarbeider. Van haar moeder leerde zij haar liederen. In het gezin waren twaalf kinderen. Er werd thuis heel veel gezongen, soms driestemmig.