Onder de groene linde. Verhalende liederen uit de mondelinge overlevering. Deel 2. Liederen over ontluikende liefde, werving, vrijage en zwangerschap
(1989)–A.J. Dekker, Marie van Dijk, Ernst Heins, Henk Kuijer– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 274]
| |||||||||||
44
| |||||||||||
ToelichtingIn Brabant is dit lied nog steeds een geliefde meezinger op bruiloften en partijen. De Zeeuwse versie (tweede voorbeeld), ook te vinden in De Zeeuwsche Minnezanger (Oostburg z.j., tweede helft 19e eeuw) is wat vormelijker en meer bezonken. Ook in de noordelijke provincies werd het lied in de jaren vijftig en zestig nog gezongen. | |||||||||||
[pagina 275]
| |||||||||||
1
Er was een boerenmeid
En er was er een boerenzoon,
Het meisje heette Keetje
En de jongen heette Toon.
[Refrein:]
En hedde ge 'm niet gezien
Dat hele kleine kereltje,
Heb je 'm niet gezien van sjoem.
2
En op de stal gekomen
Waar zij haar werk moest doen,
Toen wist hij haar te grijpen
En toen gaf hij haar een zoen.
[Refrein:]
3
En op de schuur gekomen
Toen zochten zij een list,
Toen kropen zij tezamen
In een lege haverkist
[Refrein:]
4
En door het raar geschommel
En door het raar geschok
Toen viel er potverdorie
De haverkist op slot.
[Refrein:]
5
En vader moe van 't werken
Komt 's avonds laat naar huis.
Toen vond hij tot zijn ontsteltenis
Geen meid of knecht in huis.
[Refrein:]
| |||||||||||
[pagina 276]
| |||||||||||
6
De vader ging aan het zoeken
Maar nergens vond ie wat,
En op de schuur gekomen
Toen dacht ie: wat is dat?
[Refrein:]
7
Hij deed de deksel open,
Wat zag hij tot zijn spijt?
Zo'n heel klein manneke
Bij zo'n dikke, mollige meid.
[Refrein:]
8
Ach vader, ach vader,
Vergeef het mij deze keer,
Ik doe het van mijn leven
In geen haverkistje meer.
[Refrein:]
9
En negen maanden later
Toen kwam er een kleine spruit,
Die had er potverdorie
Nog de haver aan zijn snuit.
[Refrein:]
De zangeres van dit lied Hendrika Johanna Markgraaff-van Dooren, (1901-1986) te Helmond, werd geboren in Schijndel. Ook haar ouders komen uit Schijndel. Haar vader was wegarbeider. | |||||||||||
[pagina 277]
| |||||||||||
B. De boerenknechten zijn zo fijnOpname 16 november 1967 | |||||||||||
[pagina 278]
| |||||||||||
[pagina 279]
| |||||||||||
1
De boerenknechten zijn zo fijn,
Ze weten de meisjes te strelen
Zoals ze veels te vinden zijn,
Men ziet ze in het gemeen.
2
Hoort wat aardige conditie,
Fijne meid met ene knecht,
Wordt zij een grote consubisi
Samen hebben uitgelegdGa naar eind*.
3
De boer die ging uit rijden,
De knecht die zuiverd' de stal,
Kato die kwam hem vrijen
Wat haar berouwen zal.
4
Zij sprak: mijn lieve Jaques,
Ik ben met min bevangen,
We zijn alleen, mijn kameraad,
Vreest toch van geen verraad.
5
En zij gaf Jaques een zoentje
Waar de knecht van stond te zien.
Hij bloosde als een hoentje
En sprak: mijn lieve Catarien,
| |||||||||||
[pagina 280]
| |||||||||||
6
Het kan me niet mankeren
HijGa naar margenoot* maakt mij zo heet als vuur,
Wat is van uw begeren,
De stal is vol plezier.
7
De ware liefde heeft geen twist,
't IsGa naar margenoot* om gevrijd te wezen
Kropen ze in de haverkist
Wat Kobus ook niet wist.
8
Maar door het malen en het schokken
Op de slag van troebadoe,
Toen begon de kist te schokken
En het deksel klapte toe.
9
Ze waren verschrokken,
De liefde was verteerd in pijn.
Ze zaten opgesloten,
Het kon niet anders zijn.
10
De boer kwam thuis van 't rijen moe
Om zijn knecht te vragen.
Maar waar hij zocht, hij vond hem niet,
Hij kwam maar niet terecht.
11
Hij heeft zijn paard op stal gedreven
Eer hij van de zaak afwist
En om het beest het zijn' te geven
Zocht hij naar de haverkist.
12
Hij hoorde geruchten
En sprak: wat steekt er immers in?
De knecht die riep met zuchten:
Ach baas ik zit erin.
13
De kist werd op een korte tijd
Door de smid ontsloten.
Kato was hare maagdom kwijt
Dat heeft haar Jacques gezeid.
14
En meester wil mij excuseren
Want het was Kato haar fout.
Als wij aan het stoeien waren
Heeft ze m'in de kist gedouwd.
| |||||||||||
[pagina 281]
| |||||||||||
15
Zo ziet men verleiden
De jonkman door des meisjes list.
En die in de stal wil vrijen
Pas op de haverkist.
Jacob Melse (geb. in 1900) te Oost-Souburg. Zie lied 24 voor meer gegevens over hem. | |||||||||||
Data en plaatsen van opname
| |||||||||||
Vermeldingen/LiteratuurFranken 1978, 79-81. |
|