Onder de groene linde. Verhalende liederen uit de mondelinge overlevering. Deel 2. Liederen over ontluikende liefde, werving, vrijage en zwangerschap
(1989)–A.J. Dekker, Marie van Dijk, Ernst Heins, Henk Kuijer– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 104]
| |||
13
| |||
ToelichtingAlphons De Cock (zie lit.) is in het begin van deze eeuw nagegaan hoe het motief van de boeddhistische legende, waarop dit lied is gebaseerd, via Griekse, Arabische en Latijnse manuscripten in de middeleeuwse Westen Middeneuropese literatuur is beland. Van de vele Nederlandstalige vertalingen/bewerkingen van deze legende vormde een van de latere, die van Jacob Cats (uit de Inleiding tot den Trou-ringh, 1637) de grondslag voor twee verschillende liedversies die, gezien de mate waarin ze in liedboekjes werden opgenomen, alletwee bekend en geliefd moeten zijn geweestGa naar eind1.. De door mevrouw Gabriëls-Verhaag gezongen versie komt o.a. voor in het Groot Hoorns, Enkhuyzer, Alkmaarder en Purmerender Liede-Boek (1762); C. Bakker tekende zowel lied als melodie waarop het werd gezongen omstreeks het jaar 1900 in Broek en Waterland op. Oudere versies van ons voorbeeld zijn te vinden in edities van Den eerelycken pluck-voghel (Antwerpen ca. 1670), met name die uit 1695 en 1728, steeds met de wijsaanduiding Onlanghs zynde vol onlusten (oft) De klauw van BrusselGa naar eind2., een lied uit de tachtigjarige oorlog met een indringende, suggestieve melodie. | |||
[pagina 105]
| |||
Lied
| |||
[pagina 106]
| |||
2
En dat kind had hij medegenomen
Mede in die wildernis
Om den prikkel te voorkomen
Wat er in die wereld is,
Om dat kind de vrees des Heeren
Van zijn kindheid af te leren
En opdat dit kind God altijd
Dienen zou in zuiverheid.
3
Jantje leerde de goede manieren,
Jantje was geweldig fijn,
Jantje leerden het hovenieren
Om nooit lui of ledig te zijn
Want de duivel uit die helle
Kon die luiaards dikwijls kwellen.
En als de jonkheid ledig gaat
Leert zij niets dan enkel kwaad.
4
Jantje zag ook nooit geen mensen,
Niemand als die heremijt.
Al de dienaren kwamen naar wensen
Maar zij dienden hun God altijd.
Op een keer dat zij vernamen
Dat er jonge meisjes waren
Kwamen zij eens verheugd van geest
Langs een blijde bruiloftsfeest.
5
Jantje had van zulke dingen
In zijn leven nog nooit gezien.
Vader sprak ie met verwondering,
Wat is dat wat ik daar zie?
Toen kreeg vader achterdenken,
Dacht dat hij dit kind zou krenken
En hij sprak heel onbestaan:
Het zijn ganzen die daar gaan.
6
Pas maar op dat zij u niet bijten
Dat gij er maar niet bij gaat
Want zij zouden u kunnen bijten.
Kom en volg nu mijnen raad:
| |||
[pagina 107]
| |||
Houd u in mijn kluis verborgen,
Ik zal altijd voor u zorgen
En maak dat u maar niemand ziet
Anders vrees ik voor verdriet.
7
Ik en vrees niet sprak toen Jantje
Voor geen ganzen geen verdriet.
Vader koop mij een zo'n gansje
Want ze zijn zo lelijk niet
En ze zullen mij ook niet bijten.
Koop mij een gans of ik zal er een grijpen.
En toen dacht die heremijt:
Nu ben ik mijn vogeltje kwijt.
8
't Was nog gene week geleden
Of ons Jantje raakte los.
Toen liep hij met grote schreden
Naar de stad recht uit het bos.
Daar zag hij met grote hopen
Veel van die soorten van ganzen lopen
En hij was nog geen jaar uit het woud
Of hij was met zo'n gans getrouwd.
Petronella Gabriëls-Verhaag te Altweerterheide werd geboren in 1922 te Tungelroij. Haar vader en moeder kwamen respectievelijk uit Heythuysen en Roggel. Ze leerde haar liederen van haar moeder. Een twaalftal liederen uit haar repertoire zijn in ons archief opgenomen. We kwamen met haar in contact via haar broer, de heer J. Verhaag uit Baexem, die ons aan diverse adressen van zangers in zijn omgeving heeft geholpen. | |||
Data en plaatsen van opname
| |||
Vermeldingen/LiteratuurDe Cock 1906; Haan 1968, 178-179; Lambrechts 1936, 24; Lootens/Feys 1879, 137-140; Scheltema 1885, 203-206; Vloten II, 1851, 95-98. | |||
[pagina 108]
| |||
|