Onder de groene linde. Verhalende liederen uit de mondelinge overlevering. Deel 2. Liederen over ontluikende liefde, werving, vrijage en zwangerschap
(1989)–A.J. Dekker, Marie van Dijk, Ernst Heins, Henk Kuijer– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 92]
| |||||
ToelichtingEchte ‘harders-poëzij’, merkte Jaap Kunst destijds naar aanleiding van de Terschellinger versie van dit lied op. Deze versie verschilt tekstueel nauwelijks van de hier afgedrukte Vlaamse variant, maar werd wel op een andere melodie gezongen. Een tweede voorbeeld van herderspoëzie in dit deel vormt Laatstmaal trok ik eens ter jacht (lied 19). | |||||
[pagina 93]
| |||||
* In de eerste en vierde strofe valt deze melodieregel weg.
1
Op ene vroege morgenstond
Trok ik de poort uit met mijn hond
Of dat ik er niets te jagen vond
In velden, bossen en bomen
Maar ik had geen wild vernomen.
2
Wat zag ik daar verre voor mij staan,
Een schoon herderin was fraai aangedaan.
Zij weidde haar schapen in 't groene veld
Al langs die klare beken.
Ach herderin, mijn hart en zin
Zijn door de min ontsteken.
Mag ik er uw vrijheid aanspreken.
| |||||
[pagina 94]
| |||||
3
Ach jager, gij zijt mij zo onbekend,
Ga zoeken of gij er geen ander vindt.
Gij zijt er zo ongestadig ja als de wind,
Ik acht geen jagers klagen.
Een jager teer die zit vol van eer
Om menig vreugde te rapen.
Ach nee, ik blijf bij mijn schapen.
4
De zon, de maan, het firmament
Die zijn er getuigen van mijn talent
Alsdat ik geen ander liefhebben wil
Als u mij uitverkoren.
Gij zijt er voor mij geboren.
5
Hierop hebben zij elkander trouw
Om samen te leven als man en vrouw
En nooit te verlaten in druk of nood
ZodatGa naar margenoot* de dood hen scheidde.
Kom jagers dan in het groene dal
En wil je met mij verblijden
Om een bruiloftsfeest gaan bereiden.
Dymphna Vandenberghe-Neutkens te Sint Amandsberg, geboren in 1895 te Westerhoven. | |||||
Data en plaatsen van opname
| |||||
Vermeldingen/LiteratuurKunst 1951, 128-129. | |||||
[pagina 95]
| |||||