Jorris grinnikte nog eens, greep een andere bus en liet zich van louter verwarring iets over het weer ontvallen.
- Deze zalm is goed, hernam de ander, een papiertje op de toonbank leggend. Wilt u klaarmaken wat daar op staat? Tel het maar even op, dan betaal ik het nu. Breng het straks even; het adres staat op het briefje. Als er niemand thuis mocht zijn, bel dan maar drie hoog en leg alles op zolder, voor de deur op het matje neer.
Jacob rekende al, maar hij kon zijn gedachten er niet bijhouden. Steeds moest hij aan het matje denken. En dan: geld vooruit: er lag al een tien guldens-papiertje op de toonbank. Een pond goeie boter, een bus zalm en een half pond kaas, op het matje, het was smerig. Stel je voor, waar iedereen met zijn vuile schoenen op stond; twee ons bitterkoekjes, 't was zonde, ook op het matje, en dan in een open portaal, waar iedereen het gappen kon. Niet veel soeps, die vent, en toch betaalde hij met een tientje; dat briefje kon best valsch zijn. Jacob rekende en vergiste zich. Hij hoorde zijn klant lachen en keek op. De man had zijn boek in zijn hand en bladerde er in.
- Leest u dit mooie boek?, vroeg hij.
De kruidenier knikte bevestigend, een beetje blij en tegelijk een beetje wantrouwig.
- Dat lijkt mij toch wel vreeselijk voor die arme gravin Gisela, hernam de man met zijn vinger onder een plaatje, ontzettend dat ze haar zoo maar haar kind ontnemen. Enfin, op het eind zullen ze elkaar wel krijgen, men geeft haar dan het kind terug en alles komt in orde, nietwaar?
Jacob Joris had zijn wiskundige werkzaamheden gestaakt en keek zijn bezoeker verwonderd aan, terwijl hij volhardend op een potloodstompje beet.
- Hebt u dat boek gelezen? vroeg hij.
De klant lachte.
- Neen, dat niet, maar ik ken deze soort boeken. Dat vergif is allemaal van eenzelfde samenstelling.
Het was Jacob of de bliksem op dat oogenblik in zijn knusse winkeltje insloeg.
- Vergif?, herhaalde hij verbaasd. Het is een van de mooiste boeken die ik gelezen heb.