| |
| |
| |
XV
De Rettings zijn al een heelen tijd niet meer bij ons geweest en de hoed staat nog altijd op den muur, want geen van ons heeft nog tijd gehad om zich met die teekening te bemoeien.
Er wordt nu grof geld verdiend. Soms kan het niet allemaal in de la. Hoopen bankbiljetten liggen binnen op het bureau, dat we ons hebben aangeschaft. Moeder zegt wel eens:
- Kinderen, ik word er bang van!
Wij zijn heelemààl niet bang; wij vinden het fijn, wij vinden 't weer eens wat anders dan anders.
Zelfs mijn oudste broer krijgt er plezier in, en dat wil wat zeggen. We werken allemaal hard. Ja zeker, ik ook, al ben ik niet groot en sterk.
Eigenlijk is een mand met kruiken te zwaar voor Trui en mij. Sis en Trui, dat was een betere combinatie, maar Sis, dat is haar man, moet nog twee weken in het Ziekenhuis blijven. Hij is leidekker.
| |
| |
Hij is van een dak gevallen.
Wanneer die twee weken om zijn, dan springt hij voor me in en dan krijg ik weer meer entrepôt-werk.
Ik loop me trouwens nu al lam naar de Krommelaan. Zonder gelei-biljet gaat geen bestelling de deur uit. Hub kunnen we er niet voor sturen, want die heeft aan den entrepôt-kant een meisje zitten.
We hebben nu ook ander publiek in den schouwburg, en hoe dat gekomen is, weet ik niet. Zoo langzaam, zoo stilletjes aan, maar 't is er en nu zie ik het opeens!
Niet dat de kamerklanten en de plakpleisters wegblijven! O neen, dat is alles nog zooals vroeger, maar dan zijn we met onze gedachten er niet meer bij, we zien ze gewoonweg niet, dàt is de kwestie.
Wat jammer, dat moeder niet aan smokkelen doet! Er komen smokkelaars genoeg bij ons om een borrel te pikken, en als je hun verhalen hoort, kon je er
| |
| |
schatrijk van worden. Daar moet je een man voor zijn, geloof ik. En verbeeld je, dat Karsten er de lucht van kreeg! Hij lapte ons erbij, daar kun je zeker van zijn en als dat niet gebeurde, dan gebeurde er niets. Maar dan zoo heelemààl niets, weet U? Dan zou onze zaak als een stille doos in de straat staan. Gesloten mijn lieven! Geen geluid, geen beweging in de knip!
Voelt U de spanning van zulk een tijd? U moet die bijzondere menschensoort, den smokkelaar, kennen! Die stillen, die niet veel zeggen, maar doèn en heelemaal niet secuur bedenken, wat met hun gezellige jeneverkruikjes wel gebeuren kan.
Wanneer ze het met ‘pech’ nogal treffen, nemen ze hun alles af, maar wordt er geschoten en raken ze de gezellige kruikjes, dan zijn ze niet alleen hun jenever kwijt. We weten wel welke zaken voor smokkelen te vinden zijn! Die hebben meestal een clandestien magazijntje.
| |
| |
Als de jongens daar binnen komen, tikken ze aan hun pet, steken de handen in de zakken en loopen recht door naar achter. Dan zeggen ze ‘tien’ of ‘twaalf’.... en hoeveel ze ook bestellen - altijd boter bij de visch.
En je moet zien, wat ze allemaal afleggen en hoe mooi de gordel is, waarin de kruiken gestopt worden. Je moet zien wat ze nòg allemaal verstoppen buiten al dien drank. De kistjes sigaren, de doosjes sigaretten, de zakjes koffie, de pakjes thee.
Waar heeft de smokkelaar dat zitten? Op z'n rug, op z'n buik, onder z'n hoed, in z'n broek, tusschen de beenen, onder de armen en nog loopt hij de straat over als een normaal gevormd mensch.
Er moet hem echter niets voor de voeten komen, dat verzeker ik U! Een auto moet hem niet doen schrikken. Een apart sprongetje kan men niet van hem verwachten, want dan valt hij om als een boom.
De vrouwen hebben het makkelijker
| |
| |
door haar grooteren omvang en geweldige boezems.
De mannen zijn handiger dan de vrouwen. Er zijn er die beslist geen talent hebben, maar daar trekt niemand zich iets van aan; dat moeten ze zelf weten!
Als er zoo eentje over de straat gaat, moet U hem zien schommelen. Mijn broer zegt dan:
- Hem mankeert alleen nog een plaat op zijn rug: Ik ben smokkelaar.
Ook de schippers smokkelen, dat de stukken er af vliegen. Moeder durft hen niet te helpen, want het is niet zoo gemakkelijk om een ton jenever de deur uit te krijgen.
- Als U het niet doet, doet een ander het wel, zeggen ze dan.
De ton wordt in 't donker aan boord gebracht. Is ze er eenmaal, dan trekken ze zich er niets meer van aan, al werd ze bij wijze van spreken er zóó maar weer afgehaald. De schipper hangt zijn ton aan den achtersteven en sleept ze
| |
| |
dan netjes, fijntjes, langzaam en rustig over de grens.
Deftige heeren met auto's komen vaak bij ons in de zaak. Ze bestellen een aanzienlijk kwantum fijne likeuren. Wanneer ze binnenkomen, zeggen ze:
- Eh bien, madame, notez s'il vous plait:
6 bouteilles Bénédictine de Fécamp
6 bouteilles Cordial Médoc
12 bouteilles Grand Marnier Cordon Rouge
12 Amer Picon
10 Chartreux Vertes
en dan gaan zij in de kamer zitten wachten, want dan moet ik naar het entrepôt. En dat duurt even!
Zoo'n bestelling is wel voor een paar honderd gulden en alles moet in koffers achterin en mijn oudste broer zegt dan: - Had die vent dat al maar over de grens.
Is er een smokkelaar doodgeschoten of is er een aan den electrischen draad blijven plakken, dan hooren wij dat wel.
| |
| |
Ze vertellen dat zoo tusschen twee bittertjes door en dan wordt er verder niet meer over gedacht.
Och met die smokkelgeschiedenis hebben we eigenlijk niet veel te maken, maar gevaarlijker zijn de spionnen, omdat je de gevaren niet vermoedt, die je daardoor boven je hoofd hangen. Die heeren bederven de boel, ze maken ons nerveus. Zoo'n spion als Sjef Scholten tellen we al niet eens meer mee. Wel den Engelschman die geld plenty heeft en geen klap uitvoert en den Rus met zijn zeven-talen-kennis en de vier Belgen met hun geheimzinnige foefjes. Ze halen drie keer hun zakdoek te voorschijn, voordat ze hun neus erin snuiten. Ze schrijven zoo raar op een snippertje papier, dat de vlammen van spanning je uit de oogen slaan.
Toen de Rus en de Engelschman wel een half uur in het donker op onze keldertrap hebben zitten praten, heeft moeder gezegd:
- Messieurs, ça je ne permets pas et
| |
| |
vous me ferez un grand plaisir si vous ne revenez plus.
Ik stond ervan te trillen op mijn beenen.
Maar het was wel een mooi avontuur, toen de zeventalenkenner den Russischen vluchteling heeft meegebracht.
In dien tijd zag je er wel eens graag eentje versch van de grens, dus uitgezworven en uitgehongerd. Hij rende al een honderd meter op Hollandsch gebied, voor hij het in de gaten had en het jachtende vuur zat hem bij ons nog in de oogen, toen hij al vier borden erwtensoep naar binnen gewerkt had, en me dunkt, dan hoor je je toch loom en slaperig te voelen.
Onze Russische spion vroeg:
- Permettez-vous, madame, que je joue notre hymne national? en toen hij aan de piano zat, liet hij vóór hij met zijn volkslied begon, een heerlijke muziek over ons regenen, die weer door onze oogen naar buiten kwam.
Plotseling klinken de machtige accoor- | |
| |
den van de hymne national! De vluchteling en ook wij staan weldra als militairen rondom de tafel. We zingen mee. Er loopen kleine watervalletjes over onze wangen. Onze gezichten zijn verwrongen.
Wat ziet de vluchteling? Wat leeft er in zijn oogen dat ons bloed verandert? Waar hebben we dat lied gehoord, geleerd? Nergens en nooit!
En toen de stilte, die er op volgde, voorbij was, strooide de vluchteling zijn dankbaarheid in een vloed van lieve, onverstaanbare klanken over ons uit.
Wij openden ons hart voor hem en bewaren daarin een lieve en mooie herinnering.
|
|