producer’. Dat kan ook van de retsina gezegd worden, want het is de enige wijn aan de kade die niet uit een fles maar uit het vat komt en die uit geblutste oranje aluminium kannetjes van een hele of een halve ‘kilo’ geschonken wordt. Wie eenmaal uit het vat heeft gedronken, bedenkt zich nog wel een paar keer voor hij gaat eten waar de wijn uit flessen komt.
Vanavond eet ik er weer. De zee is inderdaad te ver weg geraakt. Ik hoop niet dat ik meneer D. tegenkom, met wie ik ooit in dit restaurant kennis maakte, want de laatste keer dat ik met hem at vertelde hij mij dingen die ik niet wil horen. Hij had een vijand, zei hij, iemand met wie hij vanwege een geldaffaire - het ging om een paar honderd gulden, maar in feite om de eer - in hevige brouille leefde en die hij, als mocht blijken dat hij niet lang meer te leven had, zou doodschieten. Waarom dan pas, vroeg ik mij hardop af. Omdat hij dan maar een korte tijd in de gevangenis zou hoeven zitten.
Meneer D. is een visser en een jager. Zijn huis staat vol met spullen voor beide bezigheden. Hij bekijkt de wereld uitsluitend vanuit het gezichtspunt van eten. Dát stukje zee is goed voor het vissen, dát beboste terrein levert veel zangvogels op, dít gedeelte van het eiland is voor landbouw heel geschikt, want heeft een hoge vochtigheidsgraad, ‘gjoemiditie’ zoals hij het noemt. Meneer D. houdt van knoflooksalade en van ‘red fish’ waar hij altijd ‘first quality’ achter zegt en dat zijn eigenlijk de enige liefdes waarin ik hem volgen kan.
Morgen ga ik naar de kouros van Melanes.
Er is veel dat Naxos aantrekkelijk maakt. Het eiland is rijk gezegend met prachtige blonde zandstranden. Het is landschappelijk uiterst gevarieerd, ruw en rotsig in de hoge bergen, liefelijk en agrarisch in de dalen. Voor wandelaars een eldorado. De architectuur is, althans van de oudere stads- en dorpsgedeelten, puur Cycladisch, wat op zichzelf al een gezuiverd en opgelucht gevoel geeft. En verder is het eiland groot, veel te groot om er ooit op uitgekeken te raken. Trouwens, ook een kleine plek kan onuitputtelijk zijn, wat de tuin van de kouros van Melanes bewijst.
De kouros is een marmeren beeld van een jongeman, meer dan vijf meter lang, uit de zevende eeuw voor Christus. Hij ligt op zijn rug in een ommuurde tuin, hij is onaf, mist een voet en heeft zijn been gebroken. Het drama van zijn bestaan wordt getemperd door de volstrekte rust en overgave waarmee hij daar ligt, steeds op dezelfde manier, onveranderlijk.
Meneer D. begrijpt niet wat ik in hem zie.
De kouros wordt verzorgd door een oude, krasse vrouw. Vroeger