Zijne begaafde teekenpen
Anth. de Vries en De Schoolmeester
De Gedichten van den Schoolmeester zijn niet meer goed voor te stellen zonder de prentjes van Anth. de Vries. Uit de drukgeschiedenis blijkt dat ze telkens weer gebruikt werden, zelfs toen de oorspronkelijke houtgravures verloren waren gegaan, zelfs toen door overname van overname alle fijnheid eraan ging ontbreken. Er verschenen natuurlijk wel edities zonder illustraties - en die zagen er dus uit zoals De Schoolmeester er vijf drukken lang had uitgezien - maar de zesde, de eerste geïllustreerde druk van 1872, bleef toch de basis voor elke échte Schoolmeester-editie.
Waar die speciale bekoring van De Vries' prentjes op berust, moet ieder voor zichzelf uitmaken, maar er is één gegeven dat stellig bijdraagt aan het plezier dat ze verschaffen: de plaats waarop ze voorkomen in de tekst.
Anthonij de Vries nam het illustreren serieus, hij rekende precies uit - de lay-out van de zesde druk in aanmerking nemend - op welke plek hij met zijn tekeningetjes de tekst kon onderbreken. Hij wilde klaarblijkelijk niet naast, maar in de tekst werken. Zo verbond hij zijn prentjes onlosmakelijk met de gedichten, of beter: met juist die passage, die regel of dat woord waarna hij ze liet volgen.
Iets dergelijks is bij negentiende-eeuwse humoristische poëzie niet ongebruikelijk. Soms zorgt de auteur zelf voor het beeldende element van zijn tekst, bij voorbeeld Wilhelm Busch, en grijpen tekst en beeld zozeer ineen dat er iets kapotgaat als die twee uit elkaar worden gehaald. Ik wil niet zeggen dat De Vries steeds een zo volledige samenhang heeft nagestreefd, maar wie erop let moet wel vinden dat de plaats waarop hij zijn prentjes invoegde voor een niet gering deel hun humoristisch effect bepaalt.
Een mooi voorbeeld levert ‘De Morgenstond’ waar we op blz. 161 - ik gebruik steeds de zesde druk - worden uitgenodigd mee naar de moestuin te gaan. De Vries dringt dan met zijn illustratie zelfs een versregel binnen: