Lof der geldsucht, ofte Vervolg der rym-oeffeningen(1702)–Jeremias de Decker– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 87] [p. 87] Versoeck van de Middelandsche zee Aen de zeemacht Van Holland. HEt plonder-nest Algier word vast op 't rooven stout, Ontveyligt vast alom mijn' hobbelende wegen, En stelt mijn' handelaers bekommert en verlegen. Wat raed, om eens dat schuym te schuymen van mijn sout? Hollanders, die soo veel van nette straten houd, Soo seer tot suyveren en boenen zijt genegen, Ey maekt dat Turcksche slijck eens uyt mijn straet te vegen, 't Welck my soo veel belets, u soo veel onheyls brout. 'T is wind met sulcken schuym verbond te willen sluyten; Dat Gomorrijtsch gespuys verhit op heyloos buyten En weet van eer noch eed, en past op geen verdrag: Dus schrobt dat wolvennest eens van mijn straet als leeuwen, En plant dan wederom, gelijck als voor twee eeuwen Den bessem op den mast in plaetse van de vlag. Vorige Volgende