| |
| |
| |
Eerste bedrijf
In de voorgalerij van het huis van de familie Darault. Als vele woningen op Curaçao is ook deze eerder gestoffeerd dan gemeubileerd; het schaarse meubilair en de enkele schilderijen aan de wand lijken zo uit een derderangsveiling weggenomen. De nonchalance die er heerst, maakt dat de intens burgerlijke sfeer, door de entourage teweeggebracht, gedeeltelijk weer wordt teniet gedaan.
Mevrouw Darault wiegt op en neer in een van de schommelstoelen rond een tafel met marmeren blad. Adela Darault loopt op en neer door de galerij, verdwijnt in het huis, keert terug met twee glazen juice waarvan zij er een neerzet op de tafel bij haar moeder, naast de face-à-main, de zakdoek en enkele folders van een reisbureau.
Heb ik misschien om een juice gevraagd?
Dat nou niet juist. Maar dat is geen reden om u dit heerlijk vocht te onthouden.
De jeugd van tegenwoordig is altijd bezig iets te doen. Zij zwemmen rond op Piscadera of zij picknicken aan het Spaanse water of zij slurpen juice in de voorgalerij.
Of zij pulken in hun neus op de achtergalerij.
Vieze praatjes, daar hebben ze allemaal een waar meesterschap in bereikt.
Ik merk al, de juice is niet aan u besteed. (Luid roepend) Clementina! (Er volgt een stilte)
Dat denk je maar dat die nu thuis is. Die is zich alvast aan het oefenen voor de feesten.
Wat voor feesten in godsnaam, mama?
Die maken zij wel, als de behoefte zich maar voordoet.
| |
| |
Men kan tenslotte niet altijd in het zweet zijns aanschijns rondploeteren.
(met een damesgilletje) Nee, dat zeker niet. (Zij waait zich koelte toe met haar zakdoek) Je denkt dat je een dienstmeisje in huis hebt en het is een rumbera of een guarachera.
(Adela onderbreekt haar wandeling en danst enige figuren uit de rumba en de guaracha. Clementina treedt langzaam en geruisloos de galerij binnen. Het is een buitengewoon aantrekkelijke jonge negerin in avondkleding)
Ben je er eindelijk? Wij zijn een halfuur lang bezig ons hees te schreeuwen.
Verdomme, mama, kunt u niet anders doen dan overdrijven?
Mejuffrouw Adela, kunt u niet anders doen dan u van grove woorden bedienen?
Dat doe ik alleen tegen mijn moeder en tegen jongelui die naar mijn broze hand dingen. In mijn dromen houd ik mij aan de goede vormen en daar komt het maar op aan.
(tegen Clementina) Je bent dus blijkbaar van plan uit te gaan?
Ja mevrouw, het is mijn vrije avond.
Ik zou wel eens willen weten wanneer het je vrije avond niet is.
Clementina, let niet op moeder. Zij is zo kwaad niet, al heeft zij het wel achter de mouw. Nietwaar, moesje?
Ik vraag mij soms af of je mij voor kinds aanziet.
Clementina, je ziet er prachtig uit. Je ziet eruit om te stelen. Als ik een jongen was, dan liet ik je vanavond niet met rust.
(met haar damesgil) En zulke praatjes ben ik, eerbiedwaardige weduwe met een schraal pensioen, gedwongen aan te horen.
Men zegt dat papa geen vrouw met rust kon laten.
Kind, wat papa tijdens zijn aards bestaan heeft misdreven, heb ik allang op aandringen van de dominee met de mantel der liefde bedekt.
| |
| |
De mensen praten maar over negers en de zwarten alsof men ze allen over een kam kan scheren. Men heeft er evenveel soorten als onder de Europeanen. Men heeft er lelijke en mooie. De meesten zijn lelijk noch mooi, maar men heeft ook bizonder mooie en bizonder lelijke. Clementina behoort alvast tot de allermooisten.
(die de jonge negerin aandachtig met haar monocle heeft opgenomen) Ja, Clementina. Wij zullen een speciale dansavond voor je arrangeren, hier aan huis of anders op Chobolobo. Wij zullen alle hoogwaardigheidsbekleders uitnodigen. De gouverneur met zijn klein adjudantje, de bisschop met zijn gevolg van heilige steltlopers, de commandanten van land- en zeemacht en de directeuren van de cpim, knsm en de Posterijen.
(de vinger opstekend) En tot slot zou zij ... (Zij zwijgt)
(triomfantelijk) Alle kleren van zich neer moeten laten ritselen. Zij zou daar staan in haar glanzende ebbehouten schoonheid.
Sjonnan, ik geloof maar dat ik ga.
Veel plezier, Clementina.
Zorg dat je bijtijds terug bent.
(Clementina af)
Hoor eens, Adela. Je bent nog jong. Je mot nog veel leren. Geloof me. Meen niet dat ik kinds ben geworden.
Ik heb nooit gezegd dat u kinds bent. U is het zelf die het altijd opnieuw weer heeft over de voor- en nadelen van de meergevorderde leeftijd.
Ik heb ook niet gezegd dat je mij kinds hebt genoemd. Dat moest er nog bijkomen. Kindje lief! Nee, zeker heb je mij zo met genoemd. Maar je denkt toch niet dat ik geen ogen in mijn kop heb. Ik zie heus wel hoe je mij aankijkt als ik mijzelf koelte toewaai of mijn face-à-main ter hand neem.
Ha ha. Wat denk ik dan? Nu raden!
Dat weet je beter dan ik.
| |
| |
Neen, voor een rijksdaalder.
Arme moeder met haar hoge bloeddruk ... Hoe lang zal ze het nog maken? ... Laat ze toch oppassen ... Anders blijf ik helemaal alleen achter ...
U hebt de rijksdaalder gewonnen (Moeder en dochter omhelzen elkaar teder)
Ik zal de rijksdaalder aannemen ... onder voorwaarde ...
Dat ik er een verrassing mee mag kopen voor Adela.
Hoor eens, Adela. Je weet dat je alles voor mij bent.
Wel goed, zo nu en dan denk ik, Adela is zo langzamerhand geen kind meer. Ze zal een keuze moeten doen.
Gaat het over mijn huwelijkse staat?
U heeft juist geraden, mijn dochter.
Tussen wie gaat die keuze ook weer? (Zingend) Het lijkt wel vreemd, maar juist dit ene ben ik vergeten.
Ik zal je een handje helpen.
Het gaat tussen een zekere Arthur Morel en een zekere Frans Cijntje.
Je weet, moeder, dat ik in dat geval niet anders kan doen dan Arthur Morel kiezen.
Omdat het heerlijk zou zijn in zijn armen te liggen en door hem vertroeteld te worden.
Ach mijn kind. Hartstocht gaat gauw voorbij. Heel gauw voorbij.
Dat is het enige waar de pastoor, de dominee en de rabbijn het over eens zijn.
Maar waarom denkt u dat Arthur zich niet de nodige fondsen kan verschaffen om mij gelukkig te maken? Hij heeft toch in Nederland gestudeerd, hij heeft zijn studie
| |
| |
zonder moeite beëindigd, hij is nu meester in de rechten. Er is geen reden om aan te nemen dat hij zich niet als advocaat een onafhankelijke positie zou kunnen verwerven.
Hij zal het wel kunnen, hij zal het ook wel doen. Maar daarnaast zal hij veel doen waarin je hart, je lief teder meisjeshart, geen vreugde zal scheppen.
Spreek niet in raadselen, moeder. U heeft a gezegd, u moet nu ook b zeggen.
Hoor eens, Adela. Hij is nu drie maanden op Curaçao terug. Maar de geschiedenis van het leven dat hij in de Hollandse steden heeft geleid, is hem maanden tevoren vooruit geijld.
U wilt toch niet zeggen dat hij zich aan zoiets als moord of verduistering heeft schuldig gemaakt?
Daar weet ik niets van. Maar wel weet ik dat hij er zijn specialiteit van maakte vrouwenharten te breken.
Hij heeft ze in alle kleuren en geuren gehad.
Dat van die geuren had u weg moeten laten.
Inderdaad, dat is een beetje ongelukkig uitgedrukt.
Inderdaad, weinig kieskeurig. (Zij lachen beiden)
Hij heeft er vier verloofden op na gehouden. De ene was blond en had een kuiltje in de wang als zij lachte. De ander was een brunette; die heeft met de ene voet op de tree van het altaar met hem gestaan.
De derde was een roodharige met nauwelijks zichtbare sproeten.
De vierde was een gehuwde vrouw die hij tot een echtscheidingsproces heeft verleid.
Wat zou een dergelijke blauwbaard bij mij zoeken? Misschien vermoedt hij een beetje negerbloed. Lekker, denkt hij, negerbloed, haha negerbloed!
Foei Adela. Hoe kun je zoiets zeggen? Negerbloed! Hoe kun je zoiets zeggen?
Maar mama, laat u zich toch niets wijsmaken. U ge-
| |
| |
looft toch niet dat er iemand bij ons rondloopt zonder op zijn minst een tikje Afrikaans bloed in de aderen?
Zeg dan Indianenbloed. Negerbloed komt bij de familie der Daraults niet voor.
(luisterend) Daar wordt aan de deur gemorreld.
Ja, maar ik dacht dat het de noordoostpassaat was.
De noordoostpassaat, wat is dat?
Ja, maar de wind morrelt niet aan de deurknop. Hij stoot tegen de luiken, hij giert door de shutters, maar morrelen aan de deurknop is nou juist iets dat de wind niet doet.
Dat moet u niet zeggen. De wind is uiterst schunnig. Hij veroorlooft zich zo van allerlei.
(De deur gaat open, daar staat dokter Marchena)
(tot haar moeder) U is zeker weer eens bang geweest voor uw hoge bloeddruk.
Mijn dochter, het is voor mij misschien een moeilijker tijd dan voor jou.
Hoe gaat het met sjon Graciela?
Gaat u eerst eens rustig zitten.
Mag ik u een glaasje juice schenken?
Ik raad iedereen juice aan. Maar voor mijzelf zou dat het ergste gif zijn. Ik zou op slag het bewustzijn verliezen en vervolgens het tijdelijke met het eeuwige verwisselen.
Nou dan treft u het. Mama heeft niet alleen voor de dokter een speciale fles in de koelkast, maar ook de minnaars van Adela worden de laatste tijd niet vergeten.
Een moeder moet voor alles zorgen.
De smaak van je talloze minnaars is mij niet bekend, ik hou mij aan mijn recept, een whiskysoda, de whisky twee vingers hoog. (Hij wijst aan met pink en wijsvinger, zoals Engelse kapiteins doen. Adela af)
Denkt u eraan dat u een goed woordje spreekt voor Frans Cijntje?
| |
| |
Sjon Graciela, laat dat aan mij over, ik ben een toverkunstenaar.
Ja, van geneeskunde weet u niet veel, maar u bent een goede koppelaar.
(Adela komt terug met een straffe whisky-soda en twee glaasjes likeur op een blad, dat zij op de tafel neerzet. Zij gaat ook op een stoel zitten)
Ja, sjon Graciela. Een likeurtje zo nu en dan is ook goed voor de bloeddruk. (Hij drinkt met zichtbaar genoegen van zijn whisky)
Hoe gaat het met de politiek, dokter?
Ja, die politiek! De mensen vergeten hun zaken en willen allemaal voor keizer spelen.
Je hebt toch van die jongens die verstandiger zijn.
Heel zeker, je hebt van die hele verstandige jongens. Zo juist nog kom ik Frans Cijntje tegen.
En heeft dat uw spijsvertering niet bedorven?
Wat zeg je me daar nou? Mijn spijsvertering bedorven? Integendeel, het is een brave oppassende jongen. Hij heeft de mooiste zaak in mannenkleding en vrouwenondergoed in de Herenstraat. Zelfs op zondag blijft hij wagenwijd open.
(met een onnozele lach) Nou wagenwijd open ... wagenwijd open is wel een beetje overdreven, lieve dokter. Cijntje is altijd een bescheiden jongen geweest.
Maar is dat geen schending van de zondagsrust?
Neen, de bisschop geeft dispensatie op dagen dat er toeristenschepen in de haven liggen.
Een mooie bisschop ... zeker een Arubaan ...
Integendeel, een verstandige bisschop ... En keurig dat hij er altijd uitziet. Nooit opzichtig maar ook nooit slonzig.
Zoiets zegt men niet van de bisschop.
Ik spreek ook niet over de bisschop. Ik spreek over Cijntje.
O, over die jongen met zijn afstaande oren en zijn opgeblazen koopmansbuik?
| |
| |
Mijn beste dokter, ik geloof dat het alles verloren moeite is, Adela schijnt haar hart verloren te hebben aan Arthur Morel.
Die doordraaier? Kind, je weet niet wat je doet. Die jongen weet geen vrouw met rust te laten.
Die geschiedenis ken ik al. De geschiedenis van de vier vrouwen in Holland.
En schrikt je dat niet af?
Het verleden moet men met de mantel der liefde bedekken.
Het gaat niet alleen om het verleden. Met het heden is het al niet beter gesteld. Hebben jullie niet van zijn laatste verovering gehoord?
Arthur heeft een nieuwe verovering.
Wat wilt u dan wel zeggen?
Hij heeft een nieuwe liaison met ...
(staat op, luid) Clementina!
(Er heerst even stilte)
Dat is waar ook, zij is uitgegaan. Wie weet liggen zij nu ergens in elkaars armen en smaken het genot van de wederkerige genegenheid.
Zoiets mag je niet zeggen.
(droefgeestig) Er is zoveel dat men liever niet moet zeggen. Ach dokter, neemt u toch de bloeddruk op.
(De dokter haalt zijn instrument te voorschijn. Langzaam doet hij de meting en kijkt bezorgd)
Het lijkt of u niet erg tevreden is.
U heeft te veel opwinding.
Het is geen gewoonte dat een dokter zulke dingen zegt. Het verontrust alleen maar.
U kunt het gerust vertellen.
| |
| |
(met gebogen hoofd, fluisterend) Het is bijna tweehonderd.
Ja mijn kind, zeg het maar 'ns.
Ze moesten u tweehonderd stokslagen toedienen.
|
|