Zweeds danstheater
De Zweedse dansers, die dinsdagavond zijn opgetreden in de Stadsschouwburg, zullen, ondanks iets eigens dat niemand hun zal willen ontzeggen, bij velen herinneringen hebben opgeroepen aan de Kurt Jooss-balletten. Het is dezelfde combinatie van expressionistische ritmiek, afkomstig uit de Labanschool, en het fijnzinnig spel van groepsopstellingen, die wij ook uit de Franse filmkunst kennen.
Van de twee choreografen bij dit ballet werkzaam, vertoont merkwaardigerwijs Birgit Cullberg juist het meest het uitgesproken dreigende, mannelijke karakter van het expressionisme, of misschien zou men wel mogen menen dat het expressionisme juist vanwege een vrouwelijke inslag zich zo ongewoon mannelijk voordoet. Haar ballet ‘1945’ behoort tot de meest dramatische momenten van deze avond, waarbij men overigens haar vertolking van de geest van een lid van de Duitse weermacht evenzeer zou kunnen onderbrengen onder de karakteristieken die zij vóór de pauze gaf van enkele bekende diersoorten: de kat, de spin, de vogel en het paard, waarvan vooral ‘De Spin’ bijzonder suggestief moet worden genoemd.
Wanneer men nog verder vergelijkingen zou willen treffen met Kurt Jooss, dan zou men moeten zeggen dat diens balletten toch wel zeker uit een diepere geestelijke noodzaak zijn geboren. Ik voor mij geloof, dat men het eigene van het Zweeds Danstheater, dat door middel van een niet grootse, maar toch wel zeker verzorgde techniek een geestelijke properheid en helderheid nastreeft, voornamelijk moet zoeken in de choreografie van Ivo Cramer.
Van zijn ‘Bijbelse Taferelen’, waarvan enkele voor mijn smaak wat zoetelijk uitvielen, moeten met name worden genoemd: ‘Herodes’ en ‘Golgotha’.