Dansfestival op kleine schaal
Van 26 mei tot 2 juni is, onder auspiciën van ‘De Kunst gaat door het vrije land’, te Amsterdam een dansfestival gehouden, zij het ook op bescheiden schaal. Deze bescheidenheid moet echter uitsluitend worden geweten aan de weinig grandioze ruimte (het podium van het ‘Indisch Instituut’) waarop deze uitvoeringen moesten plaatshebben. Vooral voor groepsdansen betekende dit een ernstige handicap. De danseressen die haar medewerking hebben verleend, hadden een minder bekrompen entourage verdiend, want er is veelal goed en soms zelfs voortreffelijk werk geleverd.
In de volgorde waarin zij optraden, noem ik ten eerste Saba met vier Hindoedansen, waarvan de laatste (Mohini Roopa) als karakteristiek voor het wezen van deze buitengewone danseres kan worden beschouwd. Mohini Roopa is immers de Indische hemelnimf, die uit diepten van zelfinkeer waarin zij vertoeft, wordt gewekt om in een wonderlijk verstilde en geconcentreerde dans haar vrouwelijke ziel te ontvouwen, gelijk de lotusbloem, en vervolgens weer in de vorige toestand van ingekeerdheid te verzinken. Reeds deze ene dans zou de gang naar het ‘Indisch Instituut’ hebben gerechtvaardigd. De Spaanse danskunst werd vertegenwoordigd door de uitnemend geschoolde Maria Petrelli-Ruiz, wier bijzondere bekoring voornamelijk treft in sierlijke dansen als ‘La Valenciana’. De grote verrassing van dit festival leverde de groep van Florrie Rodrigo, die zich, ondanks de rijke afwisseling der dansen, kenmerkte door een gaafheid en beheerstheid zoals men die zelden aantreft. Iedere dans afzonderlijk diende eigenlijk een warme loftuiting te worden toegezwaaid. Ik bepaal mij tot het noemen van het tegelijk tedere en vrolijke ‘Het Dwaze Meisje’, de symbolische ‘Bewustwording’ en vooral de buitengewoon fijne suite van joodse dan-