dat een zekere Fred Batten levert op Het meisje dat men niet vergeet (Van Kampen). Deze schrijver veroorlooft zich hier de ergste vorm van Du Perroniaanse naäperij. Men mag van Forum zeggen wat men wil, dit tijdschrift had één kwaliteit waarop niet valt af te dingen: het veroordeelde onvoorwaardelijk iedere vorm van naäperij. Wat moet men nu denken van een would-be Du Perron, die de novelle van Helman niet anders weet te karakteriseren dan als een ‘verlitteratuurde prul’, alsof een dergelijke karakteristiek, zelfs al ware Helmans novelle inderdaad een prul, blijk gaf van grote literaire intuïtie bij de recensent. Wat moet men denken van een oordeel als dit over Den Brabander: ‘De bijdrage van Den Brabander behoort tot de literaire wartaal, die men in “De Kring” na middernacht placht te horen’? Dit is natuurlijk niet anders dan een retorische vraag, want wij weten drommels goed wat wij hierover denken moeten. Zowel de apodictische toon, die een niet te bediscussiëren literaire intuïtie vooronderstelt, als de kletspraat over de Kring, een gelegenheid, die het Haagse fretje trouwens alleen maar uit Het land van herkomst kent, zijn afkomstig uit de koker van Du Perron.
De heer Batten heeft voor de literatuur geen enkele betekenis. Zijn enige roem heeft hij behaald, toen Nijhoff naar aanleiding van een boek over Couperus, dat Batten zou verzorgen en dat bij mijn weten nooit is verschenen, de bekende limerick schreef:
Verborgen schrijversnaam
Waarde heer Ferdinand Batten
ik zou wel een louis willen jatten
op mijn gemak een uiltje te vatten.
Op zichzelf zonder enige betekenis, vertegenwoordigt de heer Batten echter op het ogenblik de naäpers van Forum, dat niets zozeer verafschuwd heeft als juist de naäpers.