vorm; 5. aanvankelijk vooral voor een burgerlijk publiek bestemd (en gedrukt): uit de ontwikkeling tot 1540 en onze beschouwingen over auteurs, drukkers, uitzicht en lezers menen we voldoende de plaats van deze literatuur naast de andere producten uit die tijd te hebben aangetoond; 6. later geleidelijk meer en meer tot gezonken cultuurgoed vervallend: al namen we tot eigenlijk object dezer studie slechts de uitgaven tot 1540, toch meenden we het aan de belangstellende literatuurhistorici en folkloristen verplicht te zijn bondig de verdere evolutie van het genre te schetsen.
Een bijzonder belang hebben de prozaromans onrechtstreeks voor onze literatuurgeschiedenis: in sommige gevallen kunnen zij er inlichtingen over bezorgen hoe geheel of gedeeltelijk verloren Mndl. epische gedichten of bijzondere redacties ervan, waaruit zij ontstaan zijn, er kunnen uit gezien hebben. Men herleze wat we daarover zegden naar aanleiding van de Vier Heemskinderen, de Strijt van Roncevale, Joncker Jan wt den vergiere, Merlijn, Hughe van Bourdeus, Sibilla, Malegijs, (Buevijn van Austoen?); in mindere mate Reynaert, Margarieta van Lymborch, Floris ende Blanceflour.
Ook op zichzelf zijn de prozaromans vaak boeiende lectuur en ze ontsluiten een wereld die ons niet zelden vermag te bekoren. Waarachtige kunst zal men er toch eerder weinig in vinden; van deze volksboeken tot de moderne romans ligt er een lange weg, hoewel het moeilijk te ontkennen valt dat deze laatste zich in verschillende landen over tussenvormen zoals Rabelais' Gargantua en Grimmelshausens' Simplicius Simplicissimus uit de eerste hebben kunnen ontwikkelen.
De gehele voorstelling is nog eenvoudig: jacht op effect en sterke uitersten in plaats van sobere aanvoeling en nuancering; intens leven de vertalers of bewerkers mede met hun geschiedenis, hun taal gelijkt op die van het mondelinge verhaal, hoewel het voorkomt dat zij bewust streven naar een juiste vorm en verfraaiing van de tekst, terwijl zij meer dan eens het eigen wereldje van de XVde-XVIde eeuw evoceren.
Wie met de prozaromans onbekend blijft zal zich een slechts zeer onvolledig beeld kunnen vormen van het litteraire leven in een zestig à zeventig jaar lange periode die toch tot de gebeurtenis-rijke van onze geschiedenis behoort. Is de rang waarheen deze boeken door de Nederlandse literatuurhistorici tot heden werden verdrongen niet al te bescheiden voor hun werkelijke betekenis in die tijd?
Deze studie is een eindpunt en een vertrekpunt. Alles is over de prozaromans niet gezegd, men zou hier en daar meer voorbeelden hebben kunnen wensen of bijzonderheden beter belicht en uitgewerkt. De omvang van dit werk is reeds zo groot dat hier aan toegeven haast roekeloos zou worden. Alleszins zouden we gelukkig zijn in de erkenning dat ons werk een veilige basis en gids kan zijn voor allen die na ons het onderwerp willen aanvatten.