De Nederlandse volksboeken
(1977)–Luc Debaene– Auteursrechtelijk beschermd2. Tekstuitgaven.Ndl. prozaroman niet herdrukt. De Kapittelopschriften en enkele uittreksels met inleiding door: Wolf Ferdinand, Von der Königinn Sibille, in zijn Über die beiden wiederaufgefundenen niederländischen Volksbücher von der Königinn Sibille und von Huon von Bordeaux, (Aus dem VIII. Bande der Denkschriften der philosophisch-historicshen [sic] Classe der kaiserlichen Akademie der Wissenschaften besonders abgedruckt), Wien, 1857. Met verdere literatuuropgave. | |
3. Literatuur.Doutrepont, Mises en prose, pp. 131 en 136. Gautier Léon, Epop. franç., III, pp. 686-689 en 701-704. Roques Mario, Nouveaux fragments de la chanson de la Reine Sibile, in Romania, XLIV (1915-1917), pp. 1-13. | |
[pagina 162]
| |
Scheler Aug., Fragments uniques d'un roman du XIIIe siècle sur la reine Sebile, restitués, complétés et annotés d'après le manuscrit original récemment acquis par la Bibliothèque royale de Bruxelles, in Bulletin de l'Académie royale des sciences, des lettres et des beaux-arts de Belgique, XLIV (1875), pp. 404-423 (vervangt voldoende de vroegere edities der fragmenten door De Reiffenberg, F. Wolf en Guessard). | |
B. Inhoud.[Proloog? - begint Aij ro:] I. 1. Tijdens een feest komt een lelijke dwerg bij koning Karel. Deze vraagt hem bij hem te blijven. - II. 2. Op een morgen, terwijl de koning op jacht is, komt de dwerg bij de slapende koningin en wil haar kussen. 3. Zij ontwaakt; als hij haar oneerbaar toespreekt, slaat ze hem drie tanden uit. 4. 's Avonds zegt de dwerg aan Karel dat hij van de trappen gevallen is. De koning gaat slapen. - III. 5. 's Nachts komt de dwerg ongemerkt in de slaapkamer van de koning en verbergt zich achter de gordijn. 6. Als 's morgens de koning naar de kerk is, gaat de dwerg naakt bij de slapende koningin te bed; hij valt er in slaap. 7. De koning, teruggekeerd, vindt hem in zijn bed en roept de edelen. 8. Hij vraagt hen zijn vrouw, die hij meent ontrouw te zijn, te oordelen. 9. Macharis, woordvoerder der verraders, zegt dat ze om haar overspel moet verbrand worden. - IV. 10. Buiten Parijs wordt er een vuur klaargemaakt om de koningin en de dwerg te verbranden. 11. Zij is bereid te sterven, hoewel onschuldig, maar vraagt de koning te wachten tot het kind, dat zij verwacht, geboren is. 12. Wegens het aanstoken van de verraders, geeft de koning niet toe. 13. Drie heren stellen voor haar te verbannen. 14. De dwerg wordt gebracht; de verraders stoken hem op: zij zullen hem rijk maken. - V. 15. De dwerg zegt dat de koningin hem 's nachts riep. 16. De koning doet hem in het vuur werpen. 17. Koningin Sibilla wordt verbannen. Rijk gekleed, op een muilpaard gezeten, wordt ze door Auberijn van Mondiser, die vergezeld is van een hazewind, uitgeleide gedaan. - VI. 18. Macharis rijdt hen achterna. 19. Hij vecht met Auberijn omdat deze hem belet de koningin te onteren, en doodt hem. 20. De koningin is intussen weggereden, en Macharis vindt haar niet terug. - VII. 21. De hond van Auberijn jammert bij het lijk van zijn meester. - VIII. 22. Geheel de nacht rijdt de koningin verder. 23. Zij ontmoet een boer, Baroquel geheten, die getroffen is door haar schoonheid; zij doet hem aan koningin Sibilla denken. 24. Zij vertelt hem haar avonturen. 25. Hij zal haar vergezellen naar haar vader, de keizer van Constantinopel. Zij gaan eerst naar de stad Videunium. 26. De ezel van de boer keert alleen naar diens huis terug. Baroquel's vrouw is ongerust. - IX. 27. In Videunium kijken de burgers naar hen. Sibilla zegt dat Baroquel haar man is. Zij overnachten in een herberg. - X. 28. Auberijn's hond bedekt na vijf dagen het lijk van zijn meester met aarde, en loopt naar het paleis van de koning. 29. Daar valt hij aan tafel Macharis aan. 30. Dan vlucht de hond met een brood het bos in. 31. Verwondering van de koning. 32. Hertog Iames stelt de koning voor met ridders de hond te volgen: hij vreest dat Macharis Auberijn gedood heeft. 33. De koning, geroerd door het misbaar van de hond, rijdt met zijn heren de hond achterna. Macharis wil niet medegaan. - XI. 34. Het lijk van Auberijn wordt gevonden. - XII. 35. Auberijn wordt begraven, de hond door de koning verzorgd, en Macharis gevangen gezet. 36. Iames stelt voor Macharis tegen de hond te doen vechten: het zal een godsoordeel zijn, om uit te maken of Macharis de moordenaar is. Zo zal het gebeuren. - XIII. 37. De kamp; de hond overwint Macharis. 38. De heren trekken de hond van Macharis af; deze bekent zijn misdaad. 39. Hij wordt achter een paard door Parijs gesleept en opgehangen. De hond sterft op het graf van zijn meester. - XIV. 40. Sibilla komt met Baroquel in Hongarije, in de stad Nuega gaan ze in een herberg. 41. Daar baart zij een zoon. 42. Vrouwen dragen het kind naar de kerk om het te laten dopen; zij ontmoeten de koning van Hongarije die wil peter zijn. 43. Het kind, dat Loys geheten wordt, heeft tussen de schouders een rode ster: een bewijs van hoge afkomst. 44. De koning beveelt Iosaran, de waard, goed voor het kind zorg te dragen en het later naar het hof te brengen. 45. Sibilla betreurt haar lot. 46. Twaalf jaar blijft zij ziek, goed verzorgd in het huis van de waard; Baroquel blijft haar dienen. - XV. 47. Als Loys een mooie jongeling is, wordt hij door Iosaran en | |
[pagina 163]
| |
Baroquel naar de koning gebracht, die hem de riddermanieren doet aanleren. - XVI. 48. Een van de twee dochters van Iosaran, Belisarte, is op Loys verliefd en zegt het hem. Hij versmaadt haar echter. - XVII. 49. Als Sibilla genezen is, zal zij met Baroquel en Loys naar Constantinopel voortreizen. 50. In een bos worden zij door twaalf straatrovers overvallen, maar Loys en Baroquel doden er elf van. 51. De twaalfde krijgt genade en zegt hen dat dichtbij een heremiet, de broeder van de koning van Constantinopel, woont. - XVIII. 52. Zij komen bij de heremiet, die met vreugde verneemt dat de rovers uitgeschakeld zijn. Hij geeft hen logies. 53. Sibilla vertelt hem wie zij is en wat er met haar gebeurd is. 54. Hij zegt dat hij haar oom is, hij zal haar eerst naar Rome brengen bij de paus, en dan naar Constantinopel. Daarna zullen ze naar Frankrijk gaan, bij Karel. - XIX. 55. Eerst gaan ze naar de paus, dan met deze naar Constantinopel, ten slotte allen samen met een leger naar Frankrijk. - XX. 56. Baroquel gaat zijn familie bezoeken. - XXI. 57. Baroquel rijdt als pelgrim naar Parijs. Hij vertelt aan koning Karel dat de keizer van Constantinopel met zijn dochter en haar zoon Loys op komst zijn; Loys wenst koning van Frankrijk te worden. 58. Listig rijdt hij er met het paard van de koning weg. - XXII. 59. Hij brengt het naar Loys. 60. Intussen zijn de Fransen hem achterna gereden, die echter voor de Grieken vluchten. 61. Enkele Fransen worden gevangen genomen, waaronder twee verraders, welke Sibilla gebiedt goed te bewaken. - XXIII. 62. De twee verraders worden opgehangen. 63. Loys zendt de andere gevangenen naar koning Karel met de vraag dat hij zijn vrouw opnieuw zou erkennen. 64. Verzoening. Bestraffing der verraders. Vreugde in Parijs. | |
C. & D. Herkomst en eigenaardigheden.Het unicum, dat samengebonden met de historie van Hughe van Bourdeus bewaard wordt, werd samen met deze, door Wolf (p. 4) aangezien als een der vroegste uitgaven van Vorsterman. Door vergelijking met andere edities van deze drukker werd de historie van Sibilla in NK 3163 circa 1538 geplaatst. Wolf bespreekt de oorsprong der sage, welke Grundtvig uitlegde ‘als ursprünglich mehreren gothischen Stämmen gemeinsam, wie den Langobarden (Gundberga) und Franken’ (Wolf, p. 7). Wolf vergelijkt daarna het Ndl. volksboek met een Spaanse prozabewerking en met de weinige hem bekende fragmenten van het Franse gedicht de la Reine Sibile uit de cyclus van Karel de Grote, die hij tevens afdrukt. Zijn besluit: ‘Das vorliegende niederländische Volksbuch von der Königinn Sibille schliesst sich im Ganzen so enge an das Spanische an, dass beide unbezweifelt nach demselben französischen (in voetnota: Wenn dieses sonst noch eines Beweises bedürfte, so könnten es auch die vielen im Niederländischen fast unverändert beibehaltenen Wörter bezeugen.) Vorbilde, wahrscheinlich ebenfalls einem Volksbuche oder Prosa-Romane, bearbeitet worden sind’ (p. 8); en verder: ‘Man sieht aus diesem Capitel-Verzeichniss des Niederländischen, verglichen mit dem Auszuge aus dem spanischen Volksbuche, dass wohl eine gemeinsame Quelle beiden zu Grunde gelegen hat; das aber das niederländische eine viel gedrängtere Redaction mit Hinweglassung alles Episodischen enthält’ (p. 15). Nu treft het dat Léon Gautier wees op een Franse prozabewerking in handschrift (Paris Bibl. de l'Arsenal ms 3351) en er enkele uittreksel uit publiceerde, alsook de kapittelopschriften (l.c., pp. 701-704), die met de Nederlandse wel enige gelijkenis vertonen. Van Mierlo (Gesch. Lett. Ndl., I, p. 124) bespreekt Koningin Sibille bij de Frankische Heldenepiek: ‘Over Koningin Sibille bezitten wij nog een volksboek. Misschien is dit ook vrij vroeg te onzent bewerkt geworden.’ Hij schijnt dus te veronderstellen dat het Ndl. volksboek op een Mndl. Vorlage zou berusten. Dit werd overigens reeds vóór hem beweerd door Petit (Bibliographie, I, p. 56) die er tevens op duidde dat van die versie een vertaling voorkomt in de Karlmeinet (edit. A. von Keller, Stuttgart, 1859). We hebben de tekst nauwkeurig onderzocht en het groot aantal rijmwoorden in de tekst schijnt het vrijwel zeker te maken dat | |
[pagina 164]
| |
de bron een Mndl. ridderroman is. Enkele voorbeelden uit de vele: met sommighen van sijn heeren ter kercken gegaen Die naen na dat de coninck wech was. es heymelijcken... (fol. A4 ro); swerende dat hi haer thooft afslaen soude als hi sinen wille met haer ghedaen hadde (fol. B3 vo); want de coninghinne seer werre gereden was die wijle dat die ridders teghens malcanderen streden (ibid.); en wilt mi god dair voer niet beschermen die de macht heeft Ic bid u dat ghi u dair voer wacht (fol. C3 ro); Ende ter stont bleven si sijn borghen Doen gheboot den coninck den hont te bringhen (fol. D1 vo); want hy int aensichte soe ghewont was dat hem den mont vol bloets vloedt (fol. D2 ro); Heer aenveert dit peert dat uwen vadere coninck kaerle toe behoort (fol. E2 vo). Wegens de sobere verhaaltrant vermoeden we dat de bewerker niet veel van zijn voorbeeld is afgeweken. Zo zou deze prozaroman aansluiten bij de oudere bewerkingen, zoals de Reynaert en De Vier Heemskinderen. De vraag mag dan wel gesteld worden of de historie van Sibilla niet ouder is dan van circa 1538, en of ze niet tot het einde der XVde eeuw behoort. Er komen geen rederijkersverzen in voor. | |
E. Jongere edities uit de XVIde eeuw.Nergens hebben we enig spoor van een latere uitgave ontdekt. |
|